Kritiek op terugplaatsen beelden Oranjes in Berlijn
In Berlijn wordt hard gewerkt aan de herbouw van een verdwenen paleis, het Berliner Schloss. Bij het paleis moeten ook vijf standbeelden van Oranjestadhouders komen te staan. Historicus Robin Oomkens is echter kritisch over de plaatsing van die standbeelden, die keizer Wilhelm II vlak voor de Eerste Wereldoorlog liet maken.
„Vanuit Nederlands perspectief een leuk initiatief, zou je denken, maar als we de standbeelden in hun tijd plaatsen, de vooravond van de Eerste Wereldoorlog dus, dan valt nog maar te bezien hoe hecht die banden tussen Pruisen en Nederland werkelijk waren. Uit onder meer de biografie van koningin Wilhelmina van Cees Fasseur blijkt bovendien dat zij die bewondering van keizer Wilhelm II voor de Oranjes vooral lastig vond. De vraag is dus of het wel zin heeft om die beelden, waar artistiek ook nog wel het een en ander op aan te merken valt, op zo’n prominente plek in het centrum van Berlijn terug te plaatsen”, zo schreef hij vorige week in het online geschiedenismagazine Historiek.net.
Wilhelm II stak zijn bewondering voor de Oranje-Nassaus destijds niet onder stoelen of banken, schrijft Oomkens. „De ”Reisekaiser” verscheen tussen 1891 en 1907 maar liefst drie keer in Nederland voor een staatsbezoek, en de beleefdheid vereiste dan steeds ook weer een tegenbezoek. Die bezoeken van Wilhelmina (de eerste keer vergezeld door Emma) aan Potsdam en Berlijn werden altijd zo kort mogelijk gehouden. Wilhelmina wilde op het internationale toneel vooral niet de indruk wekken dat Nederland toenadering tot Duitsland zocht.”
Nederland heeft in het licht van de geschiedenis veel te enthousiast gereageerd op de plannen voor herplaatsing van de beelden van de stadhouders Willem van Oranje, Maurits, Frederik Hendrik, Willem II en koning-stadhouder Willem III, vindt Oomkens. Ten eerste omdat de standbeelden afkomstig zijn uit een wel heel ongelukkige periode uit de Europese geschiedenis. Verder vindt Oomkens de kwaliteit van de beelden niet hoog: „Ze zijn gemaakt door inmiddels terecht vergeten beeldhouwers, en passen noch bij het barokke exterieur van het stadspaleis, noch bij de classicistische bebouwing van het Museumsinsel. Ze zijn een voorbeeld van de vrij platte en ouderwetse smaak van de keizer, niet van de grootsheid van de vroege Oranjestadhouders.”