Vertrouwen in kerk lager dan in wetenschap, media en politiek
UTRECHT. Nederlanders hebben minder vertrouwen in de kerk dan in de wetenschap, de media en de politieke partijen.
Tien jaar geleden scoorden politieke partijen nog lager dan kerken, aldus het onderzoeksrapport ”God in Nederland. 1966-2015”. Op een schaal van 1 tot 10 is de vertrouwenscore voor de wetenschap 7,5; voor de media 5,1; voor de politieke partijen 4,6 en voor de kerken 4,3.
Bij een nadere analyse van de vertrouwensscore voor kerken blijkt dat kerkleden nog net voldoende vertrouwen (6,3) hebben in de kerk, terwijl buitenkerkelijken weinig vertrouwen hebben (vooral de ongebonden spirituelen en seculieren scoren laag, beiden 3,2).
Worden de kerkleden uitgesplitst naar hun kerkverband, dan blijkt dat rooms-katholieken niet voldoende vertrouwen hebben in hun kerk (5,5). Zij gaven overigens in 2006 eenzelfde waardering aan hun kerk, dus al voordat in 2010 het misbruikschandaal naar buiten kwam.
Privézaak
Nederlanders beschouwen religie in toenemende mate als een privéaangelegenheid, meldt het rapport verder: 52 procent van de ondervraagden is het eens met de stelling ”religie moet beperkt blijven tot het privéleven”. Dat is vrijwel gelijk aan 2006 (50 procent). De Nederlanders die voor religie wél een rol in het openbare leven zien weggelegd, zijn daarentegen in aantal afgenomen (van 47 naar 37 procent) en er zijn meer mensen die ”weet niet” antwoorden (van 3 naar 11 procent).
Zou het goed zijn als de kerken uit Nederland verdwijnen? Ja, zegt 11 procent. Nee, zegt 54 procent, terwijl 35 procent aangeeft het niet eens en niet oneens te zijn met de stelling. In 2006 antwoordde 6 procent ja op deze vraag en in 1996 slechts 4 procent. Nee, zei 78 procent in 2006 en 85 procent in 1996. Dat betekent een verschuiving van 31 procent in twintig jaar.
De teruggang van christelijke geloofsvoorstellingen en praktijken heeft zich het sterkst voorgedaan in de groep buitenkerkelijken; gemiddeld is hun instemming met geloofsvoorstellingen of betrokkenheid bij rituelen bijna gehalveerd. In 2006 gaf bijvoorbeeld 26 procent van de buitenkerkelijken aan minimaal wekelijks te bidden, nu is dat nog slechts 13 procent.
Deze secularisering van de buitenkerkelijken is volgens het onderzoeksrapport een gevolg van een dubbele beweging. „In de eerste plaats is er sprake van een verdere daling van christelijke geloofsvoorstellingen en -praktijken bij seculieren en ongebonden spirituelen; de ongebonden gelovigen blijken in dit opzicht vrij stabiel te zijn gebleven. In de tweede plaats is het aantal ongebonden gelovigen (en dus de meest ‘christelijke’ groep van de buitenkerkelijken) gedaald van 26 procent in 2006 naar 17 procent nu.”