Op de doodstraf ligt in Nederland duidelijk een taboe
„De doodstraf kan niet worden opgelegd”, zo staat sinds 1983 in onze Grondwet. Een eeuw daarvoor was de doodstraf al uit het Wetboek van Strafrecht geschrapt. In de meeste West-Europese landen gebeurde dat pas na de Tweede Wereldoorlog.
De heersende afkeer van de doodstraf gaat thans zover dat zelfs terroristen niet zouden worden uitgeleverd aan de Verenigde Staten als de kans bestaat dat ze daar de doodstraf krijgen. Ook Osama bin Laden zou niet worden uitgeleverd als de Amerikaanse regering niet de garantie zou geven dat een eventueel doodvonnis niet ten uitvoer zou worden gebracht, zo stelde minister Van der Steur van Justitie vorige maand in de Eerste Kamer.
De discussie was aangekaart door SGP-senator Van Dijk. Hij sprak over de doodstraf als een huiveringwekkende straf, die in geval van extreem terroristisch geweld gerechtvaardigd zou zijn. Zijn pleidooi vond echter bij de andere fracties geen steun. D66 vond dat we daarmee als beschaafde samenleving een stap terug zouden zetten. Kortom, op de doodstraf ligt in Nederland duidelijk een taboe.
Abortus
Nu is het opleggen van de doodstraf inderdaad geen geringe zaak. Duidelijk is ook dat de meeste doodvonnissen uitgesproken en voltrokken worden in landen met een zeer bedenkelijk rechtssysteem. In landen als Iran, Pakistan of Saudi-Arabië. De meeste doodvonnissen worden trouwens nooit uitgevoerd, maar omgezet in een (levens)lange gevangenisstraf.
Maar het heersende taboe op de doodstraf roept wel allerlei vragen op. Hoe verhoudt zich dat tot de straffeloosheid van abortus? Het leven van de grootste misdadigers wil men per se sparen, maar het ongeboren leven is in Nederland volstrekt onbeschermd. Abortusklinieken worden zelfs uit de openbare middelen betaald. Het recht van de vrouw op abortus mag in veler oog volstrekt niet ter discussie gesteld worden.
Evenzo is er de vergelijking met de oorlogvoering. Gelukkig bestaat er een grote terughoudendheid om tot militair ingrijpen over te gaan, maar principiële pacifisten zijn er in ons land niet veel. De PSP is opgegaan in GroenLinks, maar de pacifistische boodschap van deze partij is daar nauwelijks nog terug te vinden.
In een oorlog komen echter heel wat mensen om het leven. Onder hen zijn tal van burgers die er part noch deel aan hebben. Dat geldt zeker bij luchtbombardementen, zoals die momenteel ook door Nederlandse vliegtuigen boven Irak en Syrië worden uitgevoerd. Premier Rutte deed zelfs de uitspraak dat het maar het beste was als moslimextremisten die uit Nederland afreisden om voor IS te gaan vechten, daar zouden sneuvelen.
De buitengerechtelijke executie van Osama bin Laden in 2011 werd algemeen met instemming begroet. Ook door Nederlandse politici. Wanneer hij echter destijds in de Veluwse bossen zou zijn opgepakt, zou hij beter af zijn geweest. Dan zou hij immers niet aan Amerika zijn uitgeleverd. Dat wringt. Dat zal duidelijk zijn.
Buitengewoon strafrecht
En hoe zit het eigenlijk met de oorlogsmisdadigers die na de Tweede Wereldoorlog de doodstraf kregen en voor een deel ook werkelijk ter dood gebracht zijn? Was dat volgens D66 en andere partijen inderdaad een terugval in de beschaving? Moeten we die doodvonnissen eigenlijk diep betreuren?
Dat geldt voor de Neurenbergse processen, waarin hoge nazi’s als Goering en Seyss-Inquart ter dood veroordeeld werden. Maar ook in Nederland zijn na de oorlog op grond van het Besluit Buitengewoon Strafrecht tal van doodvonnissen uitgesproken.
Moeten we ons daarvoor nu schamen? Moeten we onze verontschuldigingen aanbieden aan de nabestaanden? Bij mijn weten is er geen politicus die dat ooit heeft uitgesproken. Maar waarom dan het huidige taboe op de doodstraf? Een taboe dat zover gaat dat zelfs Osama bin Laden niet aan Amerika zou worden uitgeleverd.
Destijds vond de Nederlandse regering in Londen het noodzakelijk om de doodstraf weer in te voeren. In 1943 werd het Besluit Buitengewoon Strafrecht uitgevaardigd. Daarin werd zelfs het algemene rechtsbeginsel terzijde geschoven dat misdrijven niet met terugwerkende kracht strafbaar kunnen worden gesteld. Wat er in het bezette Nederland gebeurde, was zo ernstig dat de gangbare rechtsregels daarvoor volstrekt tekortschoten.
Overigens kregen veel van de terdoodveroordeelden gratie. Uiteindelijk werden slechts 40 van de 152 doodvonnissen uitgevoerd. Ook de drie van Breda, die in later jaren voor nogal wat politieke commotie zorgden, waren ter dood veroordeelde oorlogsmisdadigers die gratie hadden gekregen.
In de eerste naoorlogse kabinetten hadden we steeds rooms-katholieke ministers van Justitie. Die lieten zich bij hun opstelling, ook ten aanzien van zware oorlogsmisdadigers, vooral leiden door barmhartigheidsmotieven. Koningin Juliana was zelfs, anders dan haar moeder, een fervent tegenstander van de doodstraf.
In België zijn veel meer doodvonnissen uitgesproken en voltrokken. Toch was de oorlog daar ruim een halfjaar eerder afgelopen. Juist na september 1944 traden de Duitsers en hun handlangers in Nederland meedogenlozer op dan ooit. Wat dat betreft zou men verwacht hebben dat in Nederland meer oorlogsmisdadigers de doodstraf hadden gekregen dan in België.
Wederinvoering
De afschaffing van de doodstraf aan het eind van de 19e eeuw kwam uit de koker van de liberalen. De antirevolutionairen waren er volstrekt tegen. In het beginselprogram dat in 1878 bij de oprichting van de ARP tot stand kwam, werd dat duidelijk uitgesproken. Ook de SGP zat op die lijn. Het recht roept tot wederinvoering van de doodstraf, zo stelden ds. Kersten en de zijnen een eeuw geleden in het eerste beginselprogram van hun partij.
De vooroorlogse strafrechthoogleraren aan de VU, toen nog een gereformeerd bolwerk, verdedigden de doodstraf. Dat gold voor Fabius, voor Gewin en voor Rutgers. Alleen prof. Zevenbergen, die van 1920 tot 1925 aan de VU doceerde, trok de waarde van de doodstraf ernstig in twijfel. Maar hij was dan ook een geelkerkiaan. Die hadden ruimere opvattingen.
„Het recht Gods en dat bizonder in onzen tijd waarin het leven schrikkelijk bedreigd wordt, eischt ter bescherming van het leven de wederinvoering van de doodstraf”, zo gaf de eerste editie van de Christelijke Encyclopedie in 1925 het toenmalige gereformeerde standpunt weer.
In later jaren sloten de antirevolutionairen zich aan bij de algemene opinie ten aanzien van de doodstraf, die steeds afwijzender werd. Van de ChristenUnie kan welhaast hetzelfde gezegd worden.
Godsbeeld
Was het verzet tegen de doodstraf aanvankelijk vooral in vrijzinnige kring te vinden, in de loop der jaren kwam men ook in meer orthodoxe kring tot een (fundamentele) afwijzing van deze uiterste straf.
De Rooms-Katholieke Kerk accepteerde vanouds de doodstraf, maar komt daar de laatste jaren steeds meer op terug. Dat begon al onder paus Johannes Paulus II. Recent heeft de huidige paus opgeroepen om de doodstraf wereldwijd af te schaffen. Zowel schuldigen als onschuldigen hadden zijn inziens het onschendbare recht op het leven, als een geschenk van God.
Onmiskenbaar bestaat er een samenhang met het godsbeeld dat men hanteert. Wordt dat godsbeeld vooral gekenmerkt door liefde en barmhartigheid, dan past de doodstraf daar moeilijk bij. Weet men met de Heidelbergse Catechismus (vraag 11) dat God wel barmhartig is, maar ook rechtvaardig, dan komt de notie van de vergelding veel meer in beeld. De ernst van het kwaad gaat dan zwaarder wegen. Dan is er ook een legitieme plaats voor de doodstraf.
Het is daarom goed om dit gevoelige punt in de publieke discussie niet te laten rusten, maar op strategische momenten aan de orde te stellen. Bovendien is het aannemelijk dat er onder de bevolking meer steun bestaat voor de doodstraf dan nu in het parlement tot uitdrukking komt.