Zuid-Afrika, gevaarlijk en verleidelijk
Titel:
”Zuid-Afrika. Een geschiedenis”
Auteur: Robert Ross; vert. Hans van Cuijlenborg
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam, 2002
ISBN 90 295 3624 1
Pagina’s: 274
Prijs: € 22,60. De geschiedenis van de kolonisatie van Zuid-Afrika, waarvan de apartheid een uitloper was, kan gezien worden als een poging greep te krijgen op de weerbarstigheid van dit harde, wijde en overweldigend mooie land. Robert Ross heeft in zijn boek over de Zuid-Afrikaanse geschiedenis een open oog voor de tegenstrijdigheden van het verleden, voor zaken die niet eenduidig zijn vast te leggen.
Op de dag na kerstfeest 1969 stapte ik op de Jan Smuts-lughawe in Johannesburg uit het vliegtuig van de Suid-Afrikaanse Lugdiens om mijn Zuid-Afrikaanse studiejaar midden in het hart van de Zuid-Afrikaanse samenleving en in dat van de Afrikaanse zomer te beginnen. Eindelijk zelf in Zuid-Afrika te lopen en te kijken en niet meer op beelden en beschrijvingen uit de tweede of derde hand aangewezen te zijn, dat was onmiddellijk een overweldigende ervaring. Mijn medestudenten aan de Universiteit van Amsterdam hadden mij op Schiphol uitgezwaaid met de wens dat ik zonder ”apartheidskleerscheuren” na een jaar naar Nederland zou terugkeren. De reis naar Zuid-Afrika was bij voorbaat al beladen met een morele hypotheek. Ik mocht gaan, maar er zou stevige rente worden ingewacht. Die rente zou een juiste politieke analyse van de toestand in Zuid-Afrika moeten zijn. Het valt te betwijfelen of ik naderhand aan die politiek gekleurde eis heb voldaan.
De autorit van Jan Smuts-lughawe naar de voor mij bestemde flat in de wijk Hillbrow gaf niet direct een positief beeld van Zuid-Afrika: ik zag meteen allerlei ellende en narigheid langs de weg. De Nederlandse gezelligheid en gezapigheid waren hier ver te zoeken. De aankoop van een bepaalde krant, de keuze voor het Afrikaans of het Engels als voertaal in winkels was in Hillbrow een politieke handeling. De meeste vrienden die ik maakte, behoorden tot de Joodse gemeenschap. Tegen de 50 procent van de studenten was Joods. Woonden die al lang in Zuid-Afrika? Waren hun ouders voor de nazi’s uit Europa gevlucht? Vraag op vraag naar de samenhang van de geschiedenis van dit land, van de mensen die ik ontmoette, van de gebouwen, van de ontwikkeling in de richting van apartheid of ”aparte ontwikkeling”.
Hoe was het in dit land gekomen tot de situatie waarin ik na een vliegreis van zestien uur (de SAL vloog om Afrika heen) verzeild was geraakt, waarin ik gedwongen werd om over goed en kwaad na te denken en morele keuzes te maken? Ik zocht naar antwoorden en vond die vooral in het werk van N. P. Van Wyk Louw, de dichter en essayist, mijn hoogleraar binnen het Departement Afrikaans en Nederlands. Bij hem kwam ik de zin tegen die een historische visie koppelt aan een morele toets: ”Voortbestaan in geregtigheid”. Het Afrikaner volk heeft een toekomst, mits het die toekomst fundeert op de grondslag van gerechtigheid. Behoorde apartheid daartoe? Of was de apartheid een maskering van het verlangen naar macht en heerschappij?
Vertrouwde gezichten
In het zojuist verschenen boek van de uit Engeland afkomstige Leidse Afrika-deskundige Robert Ross (1949), ”Zuid-Afrika. Een geschiedenis”, staat een portret van mijn vereerde leermeester Van Wyk Louw. Naast hem zie ik een foto van de onvergetelijke schrijver Alex La Guma, die getuigde van het leven in de Zuid-Afrikaanse gevangenissen, en verder zien we Nadine Gordimer, die weliswaar de Nobelprijs voor literatuur ontving, maar toch ook romans van minder kaliber heeft geschreven. Ross noemt deze schrijvers als vertegenwoordigers van het protest tegen de regeringspolitiek van de Nasionale Party vanaf het verkiezingsjaar 1948.
Het is prettig om in een boek vertrouwde gezichten tegen te komen, bovenal wanneer je iemand goed hebt gekend en vol waardering aan die mens terugdenkt. Het boek van Robert Ross is daarnaast op vele andere plaatsen een uitdaging om over Zuid-Afrika na te denken en de persoonlijke ervaringen, het gevoel daar ter plekke, te leggen naast de historische beschouwingen en geschiedkundige lijnen van de auteur. Ik heb het boek dus allerminst afstandelijk gelezen. Het gebeurde met een potlood in de hand. Van de kantlijn heb ik driftig gebruikgemaakt.
Wat is echte geschiedschrijving? Toch niet het geven van feiten die geen onderling verband vertonen. Ik denk dat de ware historicus probeert de relatie tussen gebeurtenissen uit het verleden aan te tonen zonder er een strak oorzaak-gevolgschema mee te verbinden. De geschiedschrijving is altijd een ontwerp. Dat klinkt bij Ross in de ondertitel door.
In dit boek gaat de schrijver heel ver terug. Hij laat de historie van Zuid-Afrika dus niet bij de Portugese ontdekkingsreizigers of bij Jan van Riebeeck in 1652 beginnen. In zijn eerste, jammer genoeg veel te korte, hoofdstuk over ”De vorming van het land” geeft Ross een schets van de prekoloniale ontwikkeling van Zuid-Afrika: „De eerste bewoning van Zuid-Afrika begon slechts een paar duizend jaar geleden, toen veehouderij en landbouw op het subcontinent werden ingevoerd. Dat was betrekkelijk laat. Zuid-Afrika was waarschijnlijk het laatste grote gebied in de Oude Wereld waar deze ontwikkeling plaatsvond…” (p. 19).
Het woordje ”waarschijnlijk” in het citaat is veelzeggend. Helemaal zeker is de door Ross gegeven beschrijving dus niet. In wezen kan ik weinig met dit eerste hoofdstuk beginnen, omdat Ross hierin een groot aantal constateringen propt en vertelt alsof hij ernaast staat, terwijl het uiteindelijk maar een ontwerp is. In zijn eigen woorden: „Dit waren dan enkele hoofdlijnen binnen de Zuid-Afrikaanse samenleving zoals die bestond tijdens het grootste deel van het millennium dat net voorbij is (Ross bedoelt dus: tot het jaar 2000), tenminste voorzover dat kan worden gereconstrueerd op basis van archeologisch materiaal en worden afgeleid uit beschrijvingen van na de invasie van het land door Europese kolonisten” (p. 34).
Conflicten
Met het woordje ”invasie” is de toon van de rest van deze geschiedenis gezet. Het gebruik van dit woord geschiedt niet zonder reden. Wanneer de Europese kolonisten een eigen samenleving hadden opgebouwd, parallel aan die van de oorspronkelijke inwoners van Zuid-Afrika, dan had de geschiedenis een ander beeld te zien gegeven. Vanaf het allereerste begin echter is er sprake van uitwisseling, van menselijke contacten en van conflicten.
Die conflicten begonnen met de geleidelijke expansie vanuit de vestiging van de Verenigde Oost-Indische Compagnie aan de Kaap, de vestiging waarvan het Kasteel en de Compagniestuin nog altijd de zichtbare getuigen zijn. De expansie vanuit de Kaap stond in het teken van de zoektocht naar rijkdom, naar de legendarische stad Monomotapa, naar goud en ivoor en tegelijkertijd van het gevoel omringd te zijn door grote fysieke gevaren, zowel van mensen als van dieren. Hierin ligt de dubbele fascinatie van Afrika: gevaarlijk en verleidelijk.
De geschiedenis van de kolonisatie, waarvan de apartheid een uitloper was, kan gezien worden als een poging greep te krijgen op de weerbarstigheid van dit harde, wijde en overweldigend mooie land. Het land moest gecultiveerd worden. Hét middel om de natuur in cultuur te brengen is het in de grond slaan van grenspalen en het trekken van grensdraden. De grens markeert het verschil tussen beschaving en wildernis. Tot op de dag van vandaag geeft het woord ”grens” een psychische werkelijkheid aan waarbinnen de Zuid-Afrikaan van Europese origine leeft en zich verschanst.
Boerenoorlog
Robert Ross weet het meest van de geschiedenis van Zuid-Afrika tijdens de negentiende en de twintigste eeuw. De tegenstellingen binnen Zuid-Afrika bleven vanaf 1795 niet beperkt tot conflicten tussen de Europese expansie en de Afrikaanse defensie daartegen. In 1795 namen de Britten de Kaap over. In 1803 ontving de Bataafse Republiek de kolonie terug, maar in 1806 werd de Kaap definitief deel van het Britse rijk. De kolonisten van Nederlandse (en Franse) oorsprong kregen er een tegenstander bij.
De Engelsen voerden een bewuste immigratiepolitiek die het duidelijkst tot uitdrukking kwam in de aankomst van de zogenaamde 1820-settlers, die steden als Grahamstown en Port Elizabeth een typisch Engelse sfeer hebben gegeven. De zich Boeren noemende Afrikaners belandden door de Engelse invloed in de Kaapkolonie in de positie van gekoloniseerden. Dat is de reden waarom de in regelrechte oorlogen uitmondende fricties tussen Engels bewind en Afrikaners als een eerste vorm van dekolonisatie op het Afrikaanse continent worden gezien.
Vooral de tweede Anglo-Boerenoorlog (de ”Tweede Vryheidsoorlog”) van 1899 tot 1902 kreeg het karakter van een strijd tussen de edele Afrikaanse Boer en de perfide, decadente Engelsman. De Boeren werden tot mythische proporties vergroot en golden in alle landen van continentaal Europa, tot in Rusland toe -met Tolstoj als Boeren-aanhanger- als een gezond en krachtig agrarisch volk, als een ideaal Europa, zonder de ellende van de industrialisatie.
Ross geeft een gedetailleerde beschrijving van de ontwikkelingen die Zuid-Afrika tot een geïndustrialiseerd land maakten. De Tweede Wereldoorlog gaf de industrie van Zuid-Afrika sterke impulsen. De periode na 1945 was ook, inclusief de jaren waarin de Nasionale Party het voor het zeggen had, een tijd van grote economische bloei. De zo sterk anticommunistisch ingestelde Afrikaners hadden met de communisten gemeenschappelijk dat ze sterke staatsbemoeienis met de industrie toejuichten. Uit deze instelling resulteerden grote industrieën zoals de Suid-Afrikaanse Yster- en Staalindustrie en het concern Sasol, dat aardolie uit steenkool vervaardigt.
Geen bloedbad
Ross geeft precies aan waar het misging binnen de Zuid-Afrikaanse samenleving. Mensen van Afrikaanse oorsprong vormden een reservoir van goedkope arbeidskrachten. Zowel door de landbouw als door de industrie werd uit dat reservoir geput. Daarmee was de toekomst in wezen vastgelegd. De steden kregen te maken met zwarte satellietsteden, vaak aan de rand of achter de spoorlijn. Maar hun bestaan viel niet te ontkennen. De South Western Townships (Soweto) van Johannesburg kon je niet eeuwig negeren. De behoefte aan erkenning van de zwarte arbeid en aan politieke invloed kon een tijd onderdrukt worden maar moest een keer exploderen.
Dat Zuid-Afrika niet het bloedbad te zien kreeg dat vele commentatoren over de wereld jaar in, jaar uit voorspelden, heeft te maken met krachten binnen de Zuid-Afrikaanse samenleving die op verzoening en gemeenschappelijkheid gericht waren. De kerken, van velerlei signatuur, hebben een cruciale rol gespeeld in het kanaliseren en beheersen van onvrede. Ook in het aantonen van de mogelijkheden voor Zuid-Afrika om tot verzoening en vreedzaam samenleven te komen.
In tegenstelling tot landen als Angola, Congo, Mozambique en Zambia is er geen parade van het bevrijdingsleger door de straten van de hoofdstad (hier: Pretoria en Kaapstad) getrokken. Toen Nelson Mandela begin 1990 werd vrijgelaten en de communistische partij alsmede het ANC weer in het openbaar hun activiteiten mochten ontplooien, was het Zuid-Afrikaanse leger nog in functie. Terecht wijst Ross op de omzichtigheid van communisten als Joe Slovo bij de manier waarop het proces van transformatie van de Zuid-Afrikaanse samenleving gestalte kreeg. Heethoofden zouden in die jaren na 1990 alles in de war hebben kunnen sturen. Dat is niet gebeurd en om die reden hebben we in Zuid-Afrika met een uniek geval te maken. De vroegere kolonisator en de eertijds gekoloniseerde zitten in hetzelfde schuitje en zijn tot elkaar veroordeeld. Positiever uitgedrukt: ze moeten er samen het beste van zien te maken.
Gezondheidszorg
Ross loopt niet in de val van de identificatie van de apartheid met het nationaal-socialisme. De verdienste van zijn boek is dat hij een open oog heeft voor de tegenstrijdigheden van de geschiedenis, voor zaken die niet eenduidig zijn vast te leggen. Ik denk concreet aan de gezondheidszorg in Zuid-Afrika, die in ieder geval maakte dat de legaal in ”blanke” gebieden wonende Afrikanen goed werden behandeld. Te denken is ook aan de stichting van de Universiteit van Fort Hare voor Afrikanen. Hier studeerde de gehele latere leiding van het ANC. Als de Europeanen in Zuid-Afrika geen enkele ontwikkeling van de Afrikanen hadden gewild, dan hadden ze deze universiteit niet in het leven geroepen.
Ondanks alle moeite en tegenwerking ontstond in Zuid-Afrika een kern binnen de Afrikaanse bevolking die politieke acties wist voor te bereiden. Mandela is daarvan het symbool geworden. Ingewikkeld is Zuid-Afrika gebleven door de zeer uiteenlopende tradities op het gebied van de verhoudingen tussen de seksen, op het terrein van de hiërarchie binnen de verschillende Afrikaanse volkeren, door godsdienstige tradities en doordat de ingrepen in het verleden ten aanzien van grondbezit en woonrechten nog altijd gevolgen hebben voor het denken en voelen van de mensen nu.
Ik bewonder dit boek wegens de vele details die de omvattende kennis van de auteur demonstreren. Maar ik vind het jammer dat Ross niet meer ordening in zijn boek heeft aangebracht. Wat hij over de inheemse culturen schrijft, had veel overzichtelijker en helderder kunnen zijn door de wirwar van feiten te ordenen naar centrale rubrieken als ”Voorouderverering”, ”De betekenis van de aarde en van het grondbezit voor de zwarte gemeenschap”, ”Het gezin binnen de zwarte gemeenschap”, ”Godsdienst” en zo nog enkele meer. Nu is het een kluwen geworden die alleen een kenner kan ontwarren.
Spijtig is ook dat Ross een impliciete beoordeling van politici geeft door uiterlijke kenmerken (de pokdaligheid van Jan Hofmeyr bijvoorbeeld) te noemen en in andere gevallen alleen maar euforisch te zijn. Verder zit Ross er op enkele plaatsen naast. Uit eigen ervaring weet ik dat Zuid-Afrikaanse politietroepen al in 1970 in Rhodesië actief waren en niet jaren later, zoals Ross beweert. Ook vergist hij zich in het jaar waarin het Nederlands in Zuid-Afrika als officiële taal werd afgeschaft. Dit gebeurde niet in 1920, maar pas in de tijd na 1945.
Op pagina 165 wordt gezegd dat Hendrik Verwoerd in 1986 politiek actief was. Verwoerd was echter al in 1966 overleden. De vertaling is door iemand gemaakt die weinig of geen kennis van Zuid-Afrika bezit. Daardoor zijn begrippen als Iscor (de grote ijzer- en staalindustrie) verkeerd weergegeven en zijn ook vele zinnen totaal onbegrijpelijk geworden. De uitgever had deze vertaling nog eens grondig moeten laten doorploegen alvorens het boek te laten drukken.