„Verweer van ministerie in MKZ-proces is te vaag”
DEN HAAG (ND). Het ministerie van Economische Zaken moet in de al jaren slepende procedure over de mond-en-klauwzeercrisis in Kootwijkerbroek met duidelijker informatie komen.
Dat blijkt uit een brief van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) die in handen is van het Nederlands Dagbald. Hoewel de juridische procedure in de slotfase verkeert, wil het CBb dat het ministerie op 23 maart in een nieuwe zitting in Den Haag duidelijk maakt hoe de vork precies in de steel zit.
Het schrijven werd recent verstuurd aan betrokken partijen in de lopende beroepsprocedure van veehouder Gert-Jan Dokter uit Kootwijkerbroek. Dokter betwist de juistheid van de mond- en klauwzeerdiagnose. Na jarenlang procederen is hij nu het verst gevorderd van een groep veehouders die na de crisis in 2001 in verzet zijn gekomen.
Het CBb, de hoogste bestuursrechter van Nederland op het gebied van sociaal-economisch recht, staat inmiddels op het punt een eindoordeel uit te spreken over de kwestie waarin 229 agrarische bedrijven met zo’n 60.000 dieren geruimd werden. De crisis leidde destijds tot stevige rellen waarbij de gemeente Barneveld, waaronder Kootwijkerbroek valt, zich genoodzaakt zag de ME in te zetten. De gevolgen van de ruimingen lieten diepe sporen na bij de bevolking.
Het CBb oordeelde in juni 2015 al dat de overheid zich uitsluitend mag baseren op analyses van monsters die plaatsvinden in een geaccrediteerd lab. Dat lab moet ook volgens de daarbij behorende voorschriften werken. Stichting Onderzoek MKZ Crisis Kootwijkerbroek, die de betrokken veehouders met feitenonderzoek ondersteunt, toonde al aan dat de werkprocedures in het laboratorium in Lelystad niet altijd correct zijn nageleefd. Volgens bestuurslid Lau Jansen van Stichting Onderzoek MKZ Crisis Kootwijkerbroek zijn er ook testen gebruikt die ‘niet gevalideerd en niet geaccrediteerd’ waren.
‘Aan de wettelijke eis dat een test herhaald moet kunnen worden, is destijds ook niet voldaan: een mislukte poging tot herhaling werd verzwegen en nu kan het niet meer, want er is geen monstermateriaal bewaard gebleven. Het uiteindelijke ‘bewijs’ is flinterdun en had nooit de basis voor het ruimingsbesluit mogen vormen.’
Het CBb stelt in de brief naar aanleiding van eerdere correspondentie vast dat het ministerie niet betwist dat destijds is afgeweken van de geldende standaardvoorschriften. De vraag waar de drie rechters van het CBb nu dan ook mee worstelen is: kon het afwijken van de voorschriften leiden tot een verkeerde uitslag?
Het CBb bevestigt in zijn schrijven dat veehouder Dokter en zijn adviseurs in de beroepsprocedure voldoende duidelijk hebben gemaakt dat het afwijken van de voorschriften ‘een belastend analyseresultaat’ kan hebben veroorzaakt. Het ministerie daarentegen is minder helder. Zo merkt het CBb op dat ‘niet steeds goed te zien is’ waar het ministerie argumenten aanvoert die het standpunt van Dokter ontkrachten. Ook kunnen de rechters niet goed bepalen welke argumenten worden gehanteerd die erop zouden wijzen dat de diagnose betrouwbaar is, ondanks het afwijken van de werkvoorschriften.
Volgens Jansen kán de uitkomst na jarenlang procederen zijn, dat door het niet naleven van de voorschriften niet te bewijzen is dat het lab een goede diagnose stelde, noch het omgekeerde. ‘Dat levert dan bewijsnood op, waarbij de vraag is: wie moet de consequenties daarvan dragen?’
Het ministerie heeft altijd volgehouden dat ingrijpen verantwoord is gebeurd en dat het onderzoek deugt. In een reactie laat woordvoerder Caspar Its van het ministerie van Economische Zaken weten dat het CBb ‘aanvullende informatie’ wil. ‘Ze willen van iedere afwijking van de testprocedures specifiek weten of dit theoretisch heeft kunnen leiden tot een afwijkend testresultaat en – zo ja – of dat ook in de praktijk zo gebeurde.’ Volgens de woordvoerder is het ‘niet ongebruikelijk dat het CBb in dergelijke grote kwesties’ aanvullende vragen stelt.