Cultuur & boeken

De melkboer was hervormd

De melkboer was hervormd, de schoenmaker gereformeerd en de smid ook. De bakker, vlakbij, was rooms. De groenteman behoorde tot de gereformeerde gemeenten. Zo was Rotterdam.

Jan van ’t Hul
7 March 2016 16:03Gewijzigd op 16 November 2020 01:58
Drie kerkgangers. beeld De Banier
Drie kerkgangers. beeld De Banier

Van vrijzinnig tot orthodox, het ging in de jaren vijftig van de vorige eeuw op zondag allemaal naar de kerk, meestal tweemaal op een zondag, blijmoedig en zonder morren, en natuurlijk te voet. Stadbreed was er het besef dat God bestaat.

Zo was Rotterdam. Je kunt ook zeggen: ”Ook dat was Rotterdam”, zoals de titel luidt van het nieuwe boek over ”het leven van bevindelijk gereformeerden (1945-1970)”. De auteur, W. B. Kranendonk, geeft in woord en beeld een overzicht van het leven in Rotterdam na de Tweede Wereldoorlog.

Er was veel volk in deze stad. Op zondag zagen de straten zwart van de kerkgangers. In Rotterdam woonden veel kinderen van God, die elkaar opzochten om samen te spreken over de verborgen omgang met God, over de gangen van de Kerk en over wat er vanbinnen leefde, of niet. Er lag veel beslag.

Zo ongeveer begint ”Ook dat was Rotterdam”. Op de laatste bladzijden gaat het over ”Naar een andere tijd”. De wereld drong Rotterdam binnen. De wereldgelijkvormigheid greep om zich heen en wereldzin drong de huizen binnen. Op zondag ging men dansen of naar het voetbalveld en al minder naar de kerk. Kerkenraden klaagden over verval en afval.

De eerste nylonkous werd gezien, doorzichtig nog wel, en mouwloze japonnen met laag uitgesneden halzen. Opeens droegen volwassen vrouwen vlechten of een paardenstaart in plaats van „een eenvoudige knot.” De zeden verwilderden. Op kansels werd gewaarschuwd voor de goddeloosheid van Rotterdam. Men kon maar beter in de provincie wonen, veilig op het platteland, of op de stille heide waar je alleen maar krekels hoort.

Reuzen van kerkgebouwen werden gesloopt, de ene na de andere. Ds. A. Vergunst zag vanuit zijn studeervertrek de hervormde Koninginnekerk met haar koperen torens en koepels voor zijn ogen afgebroken worden: „Het is door en door triest.”

Bevrijding

Veel aandacht is er in het boek voor de Bevrijding na de Tweede Wereldoorlog. Rotterdammers zongen uit volle borst Psalm 124, over des vogelvangers net: „De strik brak los en wij zijn vrij geraakt.” Er werd gevlagd, eindelijk weer rood-wit-blauw, gehuild en gezongen.

De kerken liepen mudvol, er werd gepreekt („Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn”), geloofd en gedankt, en in de Boezemsingelkerk van ds. G. H. Kersten zette organist Jan Kersten na de dienst zomaar het Wilhelmus in. Geen mens die de kerk verliet. Het kerkvolk luisterde ademloos, sommigen liepen de tranen over de wangen.

Er was veel feestvreugde, meer dan oprechte inkeer of verootmoediging. Een jaar na de Bevrijding schreef ds. W. C. Lamain al: „Nederland danst en springt en viert feest, doch het is te vrezen dat God op weg is met het oordeel van vernietiging.”

Niet alleen dominees bleken bezorgd over het moreel verval. Ook koningin Wilhelmina was dat. In haar oudejaarsboodschap van 31 december 1946 sprak ze: „Zijt gij al te spoedig vergeten de schanddaden uit de concentratiekampen, die de edelsten en de besten uit ons volk ondergingen en die gruwelijker waren dan wat de geschiedenis heeft gekend?”

Veel woningen werden onbewoonbaar verklaard. Aan alles was gebrek. Het daagse leven was geen vetpot. De eerste levensbehoeften gingen op de bon. Geen kind dat wist hoe een sinaasappel of een banaan smaakte. Groot was het tekort aan kleding, waardoor kinderen uit één gezin slechts om de beurt naar de kerk konden. Kapotte broeken kregen een nieuw lap, sokken werden gestopt, ondergoed werd gebreid, of dat nu kriebelde of niet. Diaconieën hadden handenvol werk. Veel Rotterdammers vertrokken naar andere werelddelen, vooral naar Amerika, waar je rijk kon worden, waar alles veel beter was. Een oom en een neef waren er ook al schatrijk geworden.

Jaren zestig

In de jaren zestig ging het met Rotterdam al een stuk beter. Maar, kerkelijk niet. In hoog tempo ging het richting de nieuwe tijd. Rotterdammers begingen op z’n minst twee boosheden: meer en meer verlieten ze God, de Springaders des levenden waters, en ze houwden zichzelf bakken uit, gebroken bakken die geen water konden houden (Jeremia 2:13).

Rotterdam werd aan Parijs gelijk, of aan Ninevé, nog erger. De kerken zaten veel minder vol dan anders. Het ene na het andere kerkgebouw raakte overbodig, moest zijn deuren sluiten, werd tot supermarkt omgebouwd of domweg afgebroken. Een daarvan was de Koninginnekerk.

Op oudejaarsavond 1972 werd daar de laatste dienst gehouden. De gemoederen waren zeer beroerd, de emoties groot. Ds. N. Kleermaker ging voor. Aan het slot van zijn preek zei hij: „De Koninginnekerk wordt afgebroken. Ons als gemeente, kerkbestuur en predikanten past geen protest maar schuldbelijdenis. Te midden van het puin hebben wij de belofte van God dat Hij doorgaat met het verzamelen, bewaren en voltooien van Zijn werk.”

Ook dat is Rotterdam.


Boekgegevens

”Ook dat was Rotterdam. Het leven van bevindelijk gereformeerden (1945-1970)”, W. B. Kranendonk; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2016; ISBN 978 94 6278 5946; 247 blz.; € 24,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer