Christenen zullen weten dat ze burgers zijn van een seculiere staat
Christenen zullen in de openbare sfeer moeten accepteren dat ze leven in een seculiere staat, concludeert Henk Post naar aanleiding van het ontslag van de Haagse trouwambtenaar Pijl.
Het ontslag van de gewetensbezwaarde trouwambtenaar W. J. Pijl door de gemeente Den Haag was niet onwettig, zo heeft de hoogste rechter op het gebied van ambtenarenrecht (de Centrale Raad van Beroep) deze week uitgesproken (RD 29-2). Pijl zelf is teleurgesteld, zo blijkt uit zijn reactie. Je proeft eruit dat hij hoopte op een voor hem gunstige uitkomst. Een dag later volgden uitvoerige reacties van Peter Schalk (RMU) en Sietse Voogt, de advocaat van Pijl.
De RMU heeft Pijl ondersteund en Voogt heeft voor Pijl gepleit. Toch heeft Pijl verloren. Hoe komt dat? En is Pijl onrecht aangedaan?
De zaak kwam aan het rollen doordat Pijl in dagblad Trouw zei geen huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht te sluiten. Hij kwam in botsing met het beleid van de gemeente Den Haag, waar hij in dienst was. Die ontsloeg hem, waarop Pijl dit aanvocht. De rechtbank oordeelde dat zijn ontslag niet onterecht was. Hiertegen ging Pijl in beroep. De rechter besliste dat het standpunt van de gemeente in overeenstemming is met de huidige wetgeving en dat het ontslag van Pijl gerechtvaardigd is.
Niet erkend
Wat is hier misgegaan? Pijl heeft zich beroepen op het grondrecht van vrijheid van godsdienst om de medewerking te weigeren aan een huwelijk van een paar van hetzelfde geslacht. De rechtbank heeft dit bezwaar van Pijl onderkend. Maar zij stelde daartegenover dat de staat het huwelijk ziet als een regeling tussen burgers onderling. Om een huwelijk te sluiten moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan, bijvoorbeeld dat iemand niet al getrouwd is. Maar juist dat het huwelijk een man/vrouw-verbintenis is, is uit de wet gehaald. En daarvan maakte Pijl een punt als gewetensbezwaarde.
Wat de zaak van Pijl er niet beter op maakte, is dat de Raad van State het gewetensbezwaar tegen het homohuwelijk niet erkent. Dit rechtscollege oordeelt dat het gewetensbezwaar niet valt onder de bescherming die vrijheid van godsdienst biedt. Het bezwaar tegen het homohuwelijk is niet een uiting van godsdienst. En daarom is er geen beroep mogelijk op artikel 6 Grondwet of artikel 9 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Welke uitingen van godsdienst wel en niet worden beschermd, blijkt uit de rechtspraak. Volgens de vaste lijn in de rechtspraak vallen slechts uitingen onder de vrijheid van godsdienst, die naar ”objectieve” –zo noemt men dat– maatstaven uitdrukking geven aan een godsdienst. Gewetensbezwaar tegen werken op zondag is wel een erkende uiting van godsdienst, maar dit geldt dus niet voor het gewetensbezwaar tegen het homohuwelijk.
Trouw aan het recht
Daar komt nog het volgende bij. Een belangrijk argument om het gewetensbezwaar tegen het homohuwelijk niet te accepteren, is dat de overheid zich aan het recht moet houden. Dit is het beginsel van de rechtsstaat. Als de overheid van burgers vraagt om zich aan het recht te houden, dan moet zij zelf het goede voorbeeld geven.
Concreet betekent dit dat de overheid het gewetensbezwaar van Pijl niet mag toestaan. Het recht geldt voor elke ambtenaar. Elke ambtenaar van de burgerlijke stand behoort elk huwelijk te sluiten dat aan de wettelijke vereisten voldoet. Een beroep op het geweten mag dit niet doorkruisen. Het toestaan van gewetensbezwaar is niet te verenigen met de plicht van trouw aan het recht.
Hieruit vloeit voort dat een ambtenaar van de burgerlijke stand zich dient te identificeren met dit ambt. Want in dit ambt vertegenwoordigt hij de staat. Dit geldt ook voor iemand die zich rekent tot een orthodox-godsdienstige bevolkingsgroep en gewetensbezwaren heeft. Hij behoort zich in zijn ambt niet te zien als een vertegenwoordiger van deze groep. Zijn persoonlijke orthodoxe identiteit mag niet van invloed zijn op de wijze waarop hij zijn taak als trouwambtenaar vervult.
Wie weigert huwelijken van paren van gelijk geslacht te voltrekken, geeft zich daarom onvoldoende rekenschap van de scheiding van taken en verantwoordelijkheden van de overheid enerzijds en de kerk anderzijds. De rechtbank heeft in de zaak van Pijl hieraan niet uitdrukkelijk aandacht besteedt, maar dit is wel een belangrijk argument geweest voor de wijziging van de wet. De huidige wetgeving is voor de Centrale Raad van Beroep expliciet een argument om het ontslag van Pijl rechtmatig te vinden.
Openbare sfeer
Wat kunnen we nu concluderen? De ruimte die we in Nederland kenden voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren is in de wet niet meer aanwezig en wordt door de rechter niet meer erkend. De ambtenaar moet de wet uitvoeren. De staat beschouwt dit niet als een inmenging in de vrijheid van godsdienst. Wel aanvaardt de staat een Bijbels genormeerde visie op het huwelijk als betekenis- en richtinggevend in het leven van gelovigen. Zij genieten onverminderd bescherming van hun overtuiging. Maar in de openbare sfeer zullen we weten dat we leven als burgers van een seculiere staat.
De auteur is in 2014 gepromoveerd op het proefschrift ”Vrijheid van godsdienst in een democratische samenleving”.