Groep van vermoedelijke oorlogsmisdadigers in ons land
DEN HAAG. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft vorig jaar dertig nieuwe vluchtelingen getraceerd die elders zeer waarschijnlijk oorlogsmisdaden hebben begaan.
Dat viel maandag op te maken uit een brief van staatssecretaris Dijkhoff (Asiel) aan de Tweede Kamer. De groep bestaat behalve uit tien Syriërs uit Eritreërs, Nigerianen, Sudanezen en Georgiërs.
De IND onderzocht vorig jaar 170 verdachte dossiers. Dat zijn er ongeveer even veel als het jaar daarvoor. Een zestigtal dossiers was van vluchtelingen uit Syrië.
Risico
Twintig van de dertig verdachte vluchtelingen, onder wie de tien Syriërs, kunnen volgens Dijkhoff niet worden teruggestuurd.
In hun thuisland lopen zij namelijk het risico op een „onmenselijke behandeling” en het VN-vluchtelingenverdrag bepaalt dat uitzetting voor die groep niet mogelijk is, aldus de bewindsman.
Het verdrag brengt bovendien met zich mee dat de Syriërs ondanks de verdenking van oorlogsmisdaden in principe niet in vreemdelingenbewaring kunnen worden geplaatst.
Zelfstandig
Volgens minister Dijkhoff staan er in Nederland momenteel nog zo’n 150 verdachten van oorlogsmisdaden geregistreerd. Ongeveer 60 procent van hen heeft de Afghaanse nationaliteit.
Een groot deel van de 150 kan op dit moment het land niet worden uitgezet. Bij zo’n tachtig van hen komt dat doordat ze onder de beschermingsclausule van het vluchtelingenverdrag vallen. Andere reden zijn volgens Dijkhoff dat ze nog beroeps- of bezwaarprocedures open hebben staan.
Eens per halfjaar gaat de IND wel met de van oorlogsmisdaden verdachte Syrische vluchtelingen om de tafel, stelt Dijkhoff. Doel daarvan is de Syriërs te bewegen Nederland zelfstandig en op vrijwillige basis te verlaten.