De Bijbel als het „oerboek” van de mensheid
AMSTERDAM. De Bijbel is het belangrijkste boek van de homo sapiens – zelfs voor mensen die niet in God geloven, stellen de auteurs van ”Het oerboek van de mens”.
Een zwerm vogels vliegt uit, andere dieren komen via de loopplank aan land. Op de omslag prijkt een tekening van de ark van Noach. Uitgeverij Balans publiceerde gisteren ”Het oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel”, geschreven door de Nederlandse gedragsbioloog Carel van Schaik en de Duitse journalist en historicus Kai Michel. Zij lezen de Bijbel niet als Woord van God maar als „wat het werkelijk is, het dagboek van de stoutmoedige pogingen van de mensheid om te gaan met de beproevingen van het leven.” Volgens hen geven Bijbelverhalen „een diep inzicht in het wezen van Homo sapiens.”
Carel van Schaik, orang-oetan- deskundige, vertelt hoe hij Kai Michel leerde kennen. „Hij interviewde mij over iets anders. Toen liet ik me ontvallen dat je Genesis ook kunt lezen als verslag van de uitvinding van de landbouw. Michel viel daar steil van achterover. Hij had al veel over de Bijbel gelezen, maar het bleek dat niemand dat idee had uitgewerkt. Toen zijn we samen de Bijbel gaan lezen, waaruit dit boek is gegroeid.”
Wat is jullie nieuwe punt?
„We lezen de Bijbel als verslag van een groot probleem van de homo sapiens. In Genesis zien we oorsprong van dat probleem, de andere vier boeken van Mozes bieden een diagnose en voorgestelde oplossingen, en de rest van de Bijbel zijn reacties en verfijningen.
Het probleem is: als je als jager eenmaal op vaste plaatsen gaat wonen en landbouw en veeteelt gaat bedrijven, ontstaan er allerlei ziektes. Mensen worden kleiner, leven minder lang, de kindersterfte neemt toe. Waar landbouw succesvol is neemt de bevolkingsdichtheid toe. Er worden steden gevormd, je krijgt een tegenstelling tussen elite en arme mensen, en daarmee onderdrukking en slavernij. Met al die nieuwe problemen moet de mens leren omgaan. Wij lezen de Bijbel als een verslag van deze strijd en de oplossingen.”
Een voorbeeld?
„In een tijd met veel nieuwe ziektes kun je je voorstellen dat men een verband legt tussen ernstige ziektes en verboden gedrag. Omdat men ziektes zag als straf van God en merkte dat homoseksuelen in een bepaald geval sterker getroffen werden, dacht men dat God homoseksualiteit absoluut niet goed vond. In de Bijbelse tijd wist men nog niets van microben, en daarom moest het gedrag wel verboden worden. Intussen weten we meer over de overdracht van ziektes en hoeven we niet meer te zeggen dat God homoseksualiteit verbiedt.”
U gaat uit van de evolutietheorie. In uw visie kan deze theorie zelf evengoed een toevallig bijproduct van het evolutieproces zijn. Wat is de waarde dan nog?
„Daar maak ik me ook weleens zorgen over. Ik ga dan uit van de opvatting: werkt het of werkt het niet. Als blijkt dat iets werkt, dan mag het misschien op allerlei manieren verdraaid zijn omdat het ook product is van evolutie. Maar uiteindelijk klopt het goed genoeg om vooruitgang te boeken en het menselijk lot te verbeteren. Dat probeerde de Bijbel uiteindelijk ook. Ik wil eigenlijk vermijden om in een soort welles-nietes terecht te komen.”
Houdt u, al blijkt het niet uit uw boek, ergens nog rekening met de mogelijkheid dat de Bijbel de mening van een God weergeeft?
„Ik denk dat dat zeker het geval is geweest, zo dacht men in de tijd van de Bijbel. Anders zou je, heel cynisch, moeten aannemen dat er volksmenners aan het werk zijn geweest. Het waren goedbedoelde pogingen om de problemen te lijf te gaan. Waarbij er een groot verschil was tussen de Joden die monotheïstisch zijn gaan denken, en de buurlanden. Maar voor mij is God een abstract begrip. Een God die bestaat, bestaat niet, zegt de theoloog Bonhoeffer. Ons begrip van die dingen is altijd fragmentarisch.”