Commentaar: Orgaandonatie na euthanasie roept veel vragen op
Ongeveer een kwart van de bevolking heeft zich in het daarvoor bedoelde systeem laten registreren als orgaandonor. Daarmee maken de desbetreffende burgers kenbaar dat artsen na hun overlijden organen of weefsels mogen uitnemen om daarmee het leven van anderen te redden, dan wel te verlengen. De registratie is dus een daad van betekenis. De orgaandonor spreekt uit: mijn lichamelijke integriteit mag na mijn overlijden worden aangetast, omdat ik deze ondergeschikt maak aan andere waarden. Welke waarden dat precies zijn, zal van donor tot donor verschillen, maar naastenliefde behoort daar zeker bij.
Woordvoerders van politieke partijen in de Tweede Kamer onderstrepen met enige regelmaat dat bij het registreren van donoren de grootste zorgvuldigheid moet worden betracht. Dat is terecht, want het vergt het nodige van nabestaanden wanneer een geliefde meteen na zijn overlijden moet worden overgebracht naar de operatiekamer waar artsen de noodzakelijke ingrepen uitvoeren. Het geeft nabestaanden steun en houvast wanneer zij op zo’n moment zeker weten dat de overledene er niet in een impuls maar zorgvuldig en weloverwogen voor heeft gekozen donor te zijn.
Uiterste zorgvuldigheid rond orgaandonatie is echter niet alleen geboden met het oog op de nabestaanden. Hiermee is ook een maatschappelijk belang mee gemoeid. In dat licht bezien baart het beslist de nodige zorg dat de Nederlandse wet artsen ook de mogelijkheid geeft om organen uit te nemen bij patiënten die willen overlijden door euthanasie. Sinds 2012 is dat in Nederland inmiddels vijftien keer gebeurd, zo bleek woensdag; een trend die om bezinning vraagt.
In de Bijbel openbaart God Zich als Degene Die over leven en dood beschikt. Kleine, nietige mensjes mogen die plaats niet zomaar opeisen. Het ontbreekt hun aan Goddelijke wijsheid, en hoezeer het ook hun streven is om te komen tot zorgvuldige euthanasieregels, zij kunnen de gevolgen van hun handelen niet overzien.
Het is dan ook een teken aan de wand dat de rust in het Nederlandse euthanasiedebat na het van kracht worden van de euthanasiewet in 2002 zeker niet is teruggekeerd. Integendeel, zeker sinds ook kwetsbare patiëntengroepen zoals dementerenden en psychiatrische patiënten onder de reikwijdte van de wet zijn gebracht, klinkt de roep om bezinning luider en luider. Niet voor niets besloot minister Schippers (Volksgezondheid) onlangs dat het toezicht op euthanasie in de psychiatrie moet worden aangescherpt.
Wie in Nederland pleit voor het verbieden van euthanasie en van de mogelijkheid tot orgaandonatie na euthanasie vindt helaas een massieve, politieke meerderheid op zijn weg. Gelukkig achtten artsen het wel noodzakelijk om rond orgaandonatie bij euthanasie bijtijds regels op te stellen. Het zou van wijsheid getuigen om daarin op te nemen dat orgaandonatie na euthanasie in elk geval bij psychiatrische patiënten niet tot de mogelijkheden behoort, omdat daaraan, los van de levensbeschouwelijke bezwaren, te veel haken en ogen zitten. Aan de overheid de taak om op zo’n bepaling toe te zien.