Februaristaking: opeens kwam Nederland in verzet
”STAAKT!!! STAAKT!!! STAAKT!!!”, stond er in het manifest dat in 1941 in Amsterdam werd verspreid na de wegvoering van 427 Joodse mannen. Tienduizenden staakten mee. Het was in Europa het enige massale, openlijke protest tegen de Jodenvervolging, volgens de organisatoren van de jaarlijkse herdenking. Donderdag, na 75 jaar, is koning Willem-Alexander erbij.
Trampersoneel legde het openbaar vervoer in de hoofdstad plat. Op de scheepswerven gingen de arbeiders in staking. Scholen, winkels, kantoren en banken liepen leeg. Groepen werkweigeraars trokken in optocht door de straten. Vanuit Amsterdam sloeg de actie over: naar de Zaanstreek, Kennemerland, de stad Utrecht en het Gooi. De staking maakte grote indruk, tot in het buitenland toe.
Het broeide al weken, maar voor de bezetter kwam protest van deze omvang onverwacht. De Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB had in de achterliggende tijd steeds driester opgetreden tegen Joodse stadsbewoners. De WA’ers vielen hen lastig en vernielden hun winkels. Er ontstonden opstootjes als ze caféhouders ertoe probeerden te bewegen bordjes met teksten als ”Voor Joden verboden” of ”Joden niet gewenscht” aan te brengen.
Knokploegen van Joden en anderen zochten de confrontatie met de handlangers van de bezetter. Tijdens een vechtpartij op het Waterlooplein liep WA’er Hendrik Koot hoofdletsel op, waaraan hij drie dagen later overleed.
De bezetter greep die gelegenheid aan om de Joodse buurt met prikkeldraad af te sluiten, want natuurlijk kregen de Joden van alles de schuld. Toen de Grüne Polizei de ijssalon van twee Duits-Joodse vluchtelingen probeerde binnen te dringen, werden de agenten met ammoniakgas bespoten. Een van de eigenaren werd –als eerste burger in Nederland– door een vuurpeloton gedood, de ander kwam om in een concentratiekamp.
Oproep
Voor de Duitsers was de maat vol. Tijdens razzia’s op 22 en 23 februari dreven ze 427 jonge Joodse mannen bijeen, mishandelden hen en voerden hen via de kampen Schoorl en Buchenwald weg naar het Oostenrijkse Mauthausen.
Diepgeschokte Amsterdammers verspreidden een stakingsoproep: „Protesteert tegen de afschuwelijke Jodenvervolgingen!!!” De nazi’s hadden „als beesten in de wijken met veel Joodse bevolking huisgehouden. Honderden Grüne Feldpolizei kwamen zwaar bewapend plotseling de oude binnenstad en anderen wijken binnenvallen. Razend, tierend, ranselend en schietend stortten zij zich met hun bewapende overmacht op de weerloze mannen, vrouwen en kinderen. Honderden jonge Joden werden met ruw geweld en volkomen willekeurig van de straat in arrestantenwagens gesmakt en weggevoerd naar een onbekend verschrikkingsoord.” Daarom klonk de oproep het werk neer te leggen, geen tram of bus te nemen, de cafés te mijden en niet naar bioscoop, schouwburg of concert te gaan.
Tijdens de tweede stakingsdag grepen de Duitsers in. Ze openden het vuur en arresteerden honderden stakers. In Amsterdam vielen negen doden en tientallen gewonden. De actievoerders verspreidden een tweede oproep: om weer aan het werk te gaan. Vol machteloze woede. Een tweede staking, op 6 maart, ging niet door.
Afgestraft
Een week later werden drie communistische Februaristakers op de Waalsdorpervlakte bij Scheveningen gefusilleerd, samen met vijftien leden van de opgerolde verzetsgroep de Geuzen. Het inspireerde Jan Campert tot het bekende gedicht ”Het lied der achttien dooden”.
De hoofdstad moest 15 miljoen gulden boete betalen. De antirevolutionair De Vlugt kreeg na twintig jaar burgemeesterschap ontslag en ook een aantal gemeenteambtenaren moest het veld ruimen. Hun banen werden aan handlangers van de bezetter gegeven. Ook andere plaatsen werden bestraft. Hilversum kreeg 2,5 miljoen gulden boete, Zaandam een half miljoen.
De stemming tussen de bezetter en het onderdrukte volk werd steeds vijandiger. En de Jodenvervolging ging door. De weggevoerde mannen werden nog in datzelfde jaar in Mauthausen vermoord. Maar al was er ogenschijnlijk weinig bereikt, de staking prikkelde wel tot meer verzet.
De Dokwerker
De Februaristaking wordt sinds 1946 jaarlijks herdacht. Die eerste keer waren er 50.000 mensen op het Waterlooplein aanwezig. Koningin Wilhelmina volgde de herdenking vanuit haar auto.
Beeldhouwer Mari Andriessen vervaardigde het monument ”De Dokwerker”. Een potige timmerman uit Haarlem fungeerde als model, nadat schrijver Godfried Bomans hem had overgehaald te poseren.
Koningin Juliana onthulde het bronzen beeld op 19 december 1952 op het Jonas Daniël Meijerplein in de voormalige Jodenhoek. Sindsdien worden daar de herdenkingen gehouden. Koningin Beatrix en prins Claus waren er op 26 februari 1991 –vijftig jaar na de staking– bij.
Donderdag wordt er –na 75 jaar– aandacht besteed aan de collectieve verzetsdaad als symbool voor solidariteit. Om 11.00 uur staan alle trams, bussen en metro’s in Amsterdam een minuut stil en varen de veerponten niet uit. Bij het monument op de hoek Amstel/Zwanenburgwal wordt om 15.00 uur het Joods verzet herdacht.
Vanaf 16.30 uur woont de koning toespraken bij van burgemeester Van der Laan en acteurs uit de theatervoorstelling ”Staakt!” Vervolgens begeleidt de vorst oud-stakers bij het leggen van de eerste krans bij De Dokwerker. Elders op het plein bezoekt hij een openluchttentoonstelling van foto’s van de razzia. De expositie is tot 5 mei te bezichtigen.
In de entree van het Verzetsmuseum zijn tot 6 maart zo’n honderd dokwerkertjes te bewonderen, gemaakt door kinderen van drie basisscholen in Amsterdam-Oost. Met hulp van dichter Jos van Hest schreven ze er gedichten bij.
„Heldhaftig, vastberaden, barmhartig.” Dankzij de Februaristaking mocht Amsterdam deze woorden in 1946 aan zijn stadswapen toevoegen. Later werden daar wel vraagtekens bij gezet: na dit eenmalige protest was wél driekwart van de Joodse gemeenschap in Amsterdam uitgeroeid, en voor een deel waren ze met hulp van Nederlandse beambten opgepakt en gedeporteerd.
Het nieuws rond het stadswapen werd bekend bij de eerste herdenking van de staking. Zo eensgezind als die plechtigheid nog was, zo verdeeld waren de Amsterdammers in de jaren daarna. De Februaristaking werd inzet van een verbeten strijd tussen communisten en niet-communisten.
Leden van de Communistische Partij van Nederland (CPN) claimden dat zij de staking op touw hadden gezet. Hun tegenstanders gunden hun die eer niet, zeker niet tijdens de Koude Oorlog. Zij stelden dat de staking vooral een spontane uiting van massale volkswoede was geweest. De CPN kón volgens hen de staking niet georganiseerd hebben, want de communisten liepen aan de leiband van Moskou en in die tijd gold het niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en de Sovjet-Unie (het Molotov-Ribbentroppact uit 1939) nog. De communisten wilden juist aantonen dat ze niet met verzet tegen de nazi’s hadden gewacht tot de Duitsers op 22 juni 1941 de Sovjet-Unie aanvielen en het monsterverbond tussen Hitler en Stalin verbraken.
Jarenlang werd er geruzied over de vraag wie er bij de herdenking op het Jonas Daniël Meijerplein mochten spreken en welke thema’s er aan de orde zouden komen. Een Koude Oorlog in het klein. ’s Morgens werd de officiële herdenking gehouden, ’s middags deden de communisten –die overigens ook intern heel wat afvochten– het nog eens dunnetjes over, waarbij in de toespraken tal van linkse stokpaardjes werden bereden.
De communisten vergrootten hun eigen aandeel in de staking uit en wilden protesteren tegen het Amerikaanse imperialisme en nieuwe vormen van fascisme. Dat vonden de niet-communisten partijpolitieke propaganda en misbruik van de herdenking. Zij beschouwden het communisme en het nazisme als twee varianten van hetzelfde kwaad: de totalitaire, antidemocratische staatsmacht die zijn politieke tegenstanders opruimt en opsluit.
Het was niet alleen een strijd tussen links en rechts; ook tussen linkse groepen zat veel haat en nijd. Ondertussen vonden de Joodse overlevenden dat de Nederlanders te veel met hun eigen roemrijke verzet bezig waren.
Nadat de herdenking in de jaren zeventig en tachtig volledig beheerst werd door de linkse actieagenda, lag het accent vanaf 1991 meer op bovenpartijdige thema’s zoals antisemitisme, democratie, mensenrechten en solidariteit.