Erasmus’ boek verslonden en verscheurd
Titel:
”Gesprekken/Colloquia van Desiderius Erasmus”, vertaald en toegelicht door Jeanine de Landtsheer
Uitgeverij: Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2001
ISBN 90 253 1130 x
Pagina’s: 624
Prijs: € 29,50. „Dit boek dat aan jou is opgedragen, heeft mijn verwachtingen overtroffen, allerliefste Erasmius (…) Het is zo geliefd, het wordt zo verslonden en verscheurd in de handen van de studerende jeugd, dat ook jouw vader het meteen moest drukken en dat ik het met steeds weer nieuwe aanvullingen moest verrijken.” Het zijn woorden van Desiderius Erasmus waarmee hij in 1524 zijn ”Colloquia” (Gesprekken) aan de zoon van zijn drukker opdraagt.
In 1495 was het eindelijk zover: Desiderius Erasmus (circa 1467-1536) mocht theologie gaan studeren in Parijs. Daarvoor was hij eerst kloosterling geweest in het augustijnenklooster te Steyn bij Gouda en daarna twee jaar secretaris bij de bisschop van Kamerijk. Maar de studiebeurs van de bisschop was aan de magere kant. Hij moest zijn inkomsten aanvullen. De oplossing die hij koos, was: privé-lessen Latijn geven aan tieners uit welgestelde families. Het lesmateriaal in de vorm van dialogen ging hij zelf samenstellen. Hier ligt het begin van het boek ”Colloquia”, thans opnieuw vertaald en uitgegeven onder de titel ”Gesprekken”.
Door de moderne aanpak -spelenderwijs Latijn leren- en door de aangesneden onderwerpen werden de gesprekken, die aanvankelijk alleen maar als leerstof bedoeld waren, zo populair dat de Baselse drukker Froben ze verzamelde en in 1518 uitgaf. Dit tot grote verrassing van Erasmus zelf. Zo ging dat in vroegere eeuwen: ’roofdrukken’ waren aan de orde van de dag. Erasmus was niet aangenaam verrast, want de uitgave zat vol fouten. Daarom ging hij zich zelf met de uitgave bemoeien en zo kwam hij uiteindelijk in 1522 bij dezelfde uitgever Froben terecht. Aan diens zoontje Johannes Erasmius droeg hij zijn ”Gesprekken” op. In de loop van de volgende jaren groeide het boek sterk in omvang en ook inhoudelijk veranderde het, onder meer door volwassenen een grotere rol te geven als gesprekspartner.
Opvoeden
De aanpak van Erasmus was modern. Natuurlijk moesten de leerlingen een basiswoordenschat en een aantal grammaticale hoofdregels kennen, maar hij legde de nadruk op de conversatie. Via dialogen wilde hij veelgebruikte Latijnse zinsneden aanleren, die hij voor een belangrijk deel haalde uit het werk van klassieke auteurs, met name Terentius. Zo moesten zijn leerlingen zich in allerlei gesprekssituaties op vlotte wijze redden.
Maar Erasmus wilde meer. Hij wilde ook opvoeden. Zijn leerlingen moesten betere mensen worden, dat wil zeggen betere christenen. De opdracht aan zijn petekind Johannes Erasmius Froben is ook hierin heel duidelijk. Dit boek, zo zegt hij, „zal beslist ook bijdragen tot de vorming van je geloof.” En ook spreekt hij de wens uit dat Christus hem moge „bewaren voor alles wat je kan bezoedelen.” Spelenderwijs zowel Latijn leren als opvoeden, dat is de dubbele doelstelling van Erasmus. Eeuwen later zou Hiëronymus van Alphen iets dergelijks verwoorden in zijn beroemde ”Kleine gedichten voor kinderen”: „Mijn spelen is leren, mijn leren is spelen.”
Voor gesprekken heb je een passende omgeving nodig, een enscenering waarbij mensen elkaar ontmoeten. Daar zorgde Erasmus voor. De dialogen vinden plaats tijdens etentjes, gezellige bijeenkomsten van vrienden, bezoekjes die worden afgelegd, toevallige ontmoetingen op straat en dergelijke.
De onderwerpen die hij aansnijdt zijn legio. ”Religie” met haar vele facetten springt er wel uit: de kerk, kloosterorden, geloofskwesties, aflaathandel, pelgrimstochten enzovoorts. Diverse uitspraken van de gesprekspartners zijn behoorlijk scherp of zelfs satirisch. Erasmus stelt allerlei uitwassen van de kerk aan de orde, vooral de geldklopperij. Hij doet dit als hij over de aflaathandel laat discussiëren of de begrafenis van een rijk iemand als gespreksonderwerp kiest (in ”De uitvaart”). De franciscanen typeert hij als „rijke bedelaars.” Fel keert hij zich tegen lichtvaardige beloftes, bijvoorbeeld om een pelgrimstocht te gaan maken, waarbij een man vaak zijn vrouw en kinderen alleen achterlaat en dus als vader en echtgenoot schromelijk tekortschiet (”Lichtzinnige beloftes”). En wie geneigd is het klooster in te gaan en de kloostergelofte af te leggen, geeft hij het advies: „Bezint, eer gij begint!”
Vrouwengesprekken
We herkennen hierin overeenkomsten met Luther, al ging Erasmus zoals we weten niet met hem mee. De weinig fraaie rol die hij geestelijken en de kerk in zijn dialogen toebedeelde, leidde ertoe dat ”Colloquia” met het overige werk van Erasmus in 1559 op de Index van de Rooms-Katholieke Kerk kwam. Pas in 1900 werd het boek daarvan afgehaald. De theologen uit zijn tijd voelden zich aangevallen, maar ze begrepen veelal niet dat het Erasmus ging om een oprecht en praktisch christendom, zonder vormendwang. Een kerk moet niet uit zijn op verrijking, een christen moet eerlijk handelen en niet huichelen. Het christelijk geloof is niet een optelsom van allerlei regeltjes. Erasmus wil de kerk niet uit, maar wijst wel op misstanden en onrecht. Terug naar de Bijbel en de oude kerkvaders is een belangrijk element van zijn boodschap. Met instemming citeert hij een kerkvader die schreef: „Het is belangrijk dat je goed hebt geleefd.” De Reformatie zou dit geenszins ontkennen, maar zou er wel iets aan toevoegen…
Overigens gaat Erasmus met zijn aanpak, net als in de ”Lof der zotheid”, heel slim te werk. Kritische opmerkingen laat hij de gesprekspartners maken, zelf blijft hij buiten schot! Ook hier geldt: „glad als een aal!”
Heel interessant zijn ook de ”vrouwengesprekken”. Het huwelijk is een ernstige zaak. Het is een verbintenis die je niet zomaar kunt verbreken. Je moet er dus niet te lichtzinnig instappen, net zo min als in een klooster. Erasmus wilde de vrouw niet uit het huisgezin halen, maar hij vond wel dat ook de vrouw zich moest kunnen ontwikkelen. Inspirerende voorbeelden daarvan trof hij aan bij de dochters van zijn Engelse vriend Thomas More. Een opmerkelijk modern standpunt.
Sommige onderwerpen of titels zijn zeker gewaagd, zoals ”De jongeman en het hoertje”, al is dit laatste gesprek gericht op het opgeven van een zondig leven.
Nieuwe vertaling
De Belgische classica Jeanine de Landtsheer -haar Vlaamse achtergrond is een enkele keer merkbaar- zorgde voor een vlotte nieuwe vertaling, die verschijnt als deel I van een zevendelige uitgave van het Verzameld Werk van Erasmus. Vlotheid is een keuze die niet tot onjuistheid hoeft te leiden, al is het denkbaar dat een wat stroevere vertaling dichter bij het origineel staat. Omdat in de oorspronkelijke tekst dialogen staan die voor een hedendaags lezerspubliek minder interessant zijn -dialogen die gaan over de juistheid van bepaalde Latijnse formuleringen- heeft er een selectie plaatsgevonden. De bundel bevat 46 gesprekken, voorafgegaan door twee opdrachtbrieven van Erasmus aan Erasmius Froben en gevolgd door een verdediging die Erasmus schreef als reactie op aanvallen van theologen: ”De bruikbaarheid van de Gesprekken”.
De vertaalster leidt elk gesprek kort in en biedt achterin voor ieder gesprek een uitvoerig notenapparaat. Zeer informatief is ook haar nawoord, waarin ze de ontstaansgeschiedenis van de ”Gesprekken” toelicht en de uitgave verantwoordt. Een nuttig alfabetisch register (op personen en personages) sluit de uitgave af. Erasmus’ teksten wemelen van historische, klassieke en mythologische namen en het register maakt het mogelijk snel de betekenis van namen als Aeneas, Agricola, Tacitus en Vespasianus te achterhalen. Het is duidelijk dat we te maken hebben met een verzorgde uitgave, die door de uitgever fraai vorm is gegeven.
De ”Gesprekken” helpen ons zeker om te weten te komen welke onderwerpen Erasmus bezighielden. Echter, hoe hij zelf nu echt over bepaalde onderwerpen dacht, dat is moeilijker te achterhalen. Geen enkele vertaling lost dat probleem op.