Buitenland

Mensensmokkel naar Midden-Oosten groeiend fenomeen

Zeinab Ceesay, een jonge Gambiaanse vrouw, trok vol verwachtingen naar Koeweit, in de hoop op een mooie baan met dito salaris. De werkelijkheid was anders. Mensenhandel vanuit West-Afrika naar het Midden-Oosten lijkt een groeiend fenomeen.

Mark Wallet
22 February 2016 06:29Gewijzigd op 16 November 2020 01:37
Koeweit-Stad tijdens een zandstorm. beeld AFP
Koeweit-Stad tijdens een zandstorm. beeld AFP

Dagelijks slaag van Arabische werkgever

Ceesay had in Koeweit een „meer relaxte en vriendelijke werkomgeving” verwacht, vertelde ze in augustus 2015 tegenover de Gambiaanse krant Freedom Newspaper. Maar relaxen was er bepaald niet bij, met zelfs geen enkele vrije dag in haar werkschema, weinig eten en dagelijks slaag van haar Arabische werkgever.

In dezelfde krant kwam de 21-jarige Mariana Jallow aan het woord, die een lucratief reisje naar Koeweit met een paar werkweken in een winkel kreeg voorgespiegeld. Na aankomst werd haar paspoort echter afgenomen en belandde ze als huishoudster bij een Arabisch echtpaar in huis. Ze repte van „verschrikkelijke” werkomstandigheden en wilde dolgraag terug naar Gambia.

De gevallen van Ceesay en Jallow staan niet op zich. Officiële cijfers ontbreken, maar naar schatting werken honderden meisjes en vrouwen uit Gambia in het Midden-Oosten. Het West-Afrikaanse landje, met zo’n 2 miljoen inwoners, is volgens Freedom Newspaper zelfs „de spil” geworden van mensenhandel in West-Afrika. Het wil zeggen dat vanuit Gambia ook meisjes en vrouwen uit naburige landen worden gerekruteerd.

Ze worden doorgaans naar landen als Koeweit, Libanon en Qatar gelokt met de belofte van mooie, relatief kortlopende contracten in bijvoorbeeld luxe hotels of restaurants. De aanbiedingen komen van rekruteringsbureautjes die hun werk in Gambia openlijk doen en onschuldige namen dragen als ”Comfort Travel & Recruitment Agency”.

„De recruiters laten de meisjes na aankomst contracten tekenen met werkgevers voor diensten die uiteenlopen van huishouding tot sekswerk”, vertelt de Gambiaanse journalist Sanna Camara, die als een expert geldt op het gebied van mensenhandel in zijn land. „De agent wordt betaald voor zijn diensten. Als hij de personen eenmaal heeft geleverd, heeft hij er geen zeggenschap meer over.”

In de regel worden vlak na aankomst de paspoorten van de slachtoffers ingenomen. Het betekent dat de meisjes een status als illegale immigrant krijgen, waardoor ze niet van een bepaalde plek wegkunnen. Camara: „Dat maakt hen ontzettend kwetsbaar voor uitbuiting.”

Ja, er zijn ook Gambiaanse vrouwen die zeggen dat ze het prima maken in Koeweit en blij zijn met het salaris dat ze aan het einde van de maand kunnen opstrijken. Ze komen ook aan het woord in het artikel in Freedom Newspaper. Ze tekenen er echter wel bij aan dat ze lange dagen maken en zeven dagen per week moeten werken.

Ik ben ok

De moeilijk te beantwoorden vraag bij dergelijke positieve berichten is: hoe vrij kunnen de meisjes en vrouwen spreken? Gambiaanse vrouwen in Koeweit met wie deze krant contact had, laten ook weten dat ze het goed maken. „Maak je geen zorgen.” „Ik ben ok.” (Zie: ”Is ze veilig? Is ze onveilig?”) Maar zeggen ze dat uit angst voor repressailles voor het geval dat ze de buitenwereld iets anders laten weten? Veel meisjes en vrouwen mogen volgens waarnemers niet eens contact met de buitenwereld hebben. Zo moet worden voorkomen dat ze vervroegd vertrekken.

Het komt wel voor dat vrouwen uit hun werkomstandigheden weten te ontsnappen, door bijvoorbeeld aan te kloppen bij een hulporganisatie of een buitenlandse ambassade. Soms hebben de autoriteiten zelf ook een opvangtehuis opgezet waar uitgebuite buitenlandse werknemers een veilig heenkomen kunnen zoeken. In Koeweit is er ook zo’n tehuis, hoewel over de veiligheid daar recent vragen waren. Het grote probleem is dat het veel van de meisjes vrijwel onmogelijk gemaakt wordt om het huis te verlaten.

Een organisatie die recent negen Gambiaanse meisjes in het Midden-Oosten vrij kreeg, is de Libanese tak van hulporganisatie Caritas. „We hebben de meisjes via juridische processen vrij gekregen”, zegt Nivine Aoun van de organisatie vanuit Beiroet. „Dat is een lange weg, maar tegelijk de meeste effectieve, omdat zo ook de foute werkgevers worden aangepakt.”

Voor een geslaagde procedure is het noodzakelijk dat het meisje aangifte doet, aldus Aoun. „In de meeste gevallen klopt het meisje of vrouw in kwestie zelf bij Caritas aan. Maar het kan ook anders. Soms zijn het Libanese buren die hun vragen hebben en aan de bel trekken. Of er belt familie.”

In dat soort gevallen kan Caritas niet zomaar aanbellen op allerlei adressen om naar de omstandigheden te vragen, maar schakelt de organisaties eerst de ambassades van de landen van herkomst in. De meisjes en vrouwen kunnen intussen worden opgevangen in een veilig tehuis van Caritas.

Afkopen

Caritas kiest consequent voor de juridische weg, maar Aoun weet van gevallen in Libanon waarbij het lukt het contract van een meisje of vrouw af te kopen. „Soms doet de familie dat bijvoorbeeld. Het is echter wel heel belangrijk van tevoren goede afspraken te maken met de werkgever. Je moet alle informatie hebben wil je niet voor grote problemen komen te staan.”

Volgens journalist Camara kost het in Koeweit in de regel zo’n 2000 euro om iemand vrij te kopen. „Het hangt af van het contract dat iemand tekent, maar dat bedrag betalen de Arabische werkgevers ook ongeveer om iemand in dienst te kunnen nemen. Daarin zitten de kosten voor het ticket naar Koeweit, voor het papierwerk en de rekrutering. Vaak komen daar dan nog de veronderstelde verliezen bij als gevolg van de terugkeer van het meisje.”

De meeste organisaties die betrokken zijn bij mensenhandel zijn kritisch over het afkopen van contracten. „Ik begrijp heel goed dat iemand dat wil”, zegt Henk-Jan Kamsteeg van International Justice Mission (IJM), een christelijke organisatie die een juridische strijd voert tegen moderne slavernij. „Toch adviseren wij altijd om het niet te doen. Het is een vorm van legitimering van mensenhandel en houdt die bovendien in stand.”

Kamsteeg maakt duidelijk dat vrijwel elk land internationale verdragen tegen mensenhandel heeft ondertekend en daar dus ook op aan te spreken is. De organisatie behaalt op die manier wereldwijd geregeld successen.

Nederland

Tegelijk geldt dat er vaak een groot verschil bestaat tussen wet en werkelijkheid. „Ondertekening van een verdrag wil lang niet altijd zeggen dat een regering ook daadwerkelijk actie onderneemt. De internationale norm laat bovendien ruimte voor verschillende interpretaties”, tekent prof. Richard Staring, bijzonder hoogleraar criminologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, aan. Gambia heeft de verdragen bijvoorbeeld ook ondertekend, maar onderneemt in de praktijk nauwelijks actie tegen mensenhandel.

Staring juicht het toe dat er wereldwijd meer aandacht voor mensenhandel komt. Hij wijst erop dat het daardoor lijkt dat het probleem groeit, maar dat klopt volgens hem niet per se. „Met de toegenomen aandacht stijgt logischerwijze ook het aantal zaken dat openbaar komt. Ik zie echter geen redenen om aan te nemen dat er nu meer gevallen zijn dan 20 of 30 jaar geleden. De praktijken bestaan feitelijk al eeuwenlang.”

Daarbij komt dat de definitie van mensenhandel in internationale verdragen zodanig is uitgebreid dat er ook sprake kan zijn van mensenhandel in arbeidssectoren buiten de seksindustrie. Staring: „Vroeger ging het bij mensenhandel bijna altijd om uitbuiting in de prostitutie. Nu wordt de term echter gebruikt voor situaties waarin er sprake is van een combinatie van uitbuiting, meervoudige afhankelijkheid en onvrijwilligheid of dwang.”

Wat de aanpak van mensenhandel lastig maakt, is dat de betrokkenen hun werkzaamheden niet altijd als bijzonder problematisch ervaren. „Hun perspectief is soms totaal anders. Wat wij als uitbuiting bestempelen, zullen de slachtoffers soms als betrekkelijk normaal ervaren. Het maken van hele lange dagen vinden ze er soms bij horen. Soms zijn gevallen van mensenhandel heel evident, maar vaker is het moeilijk uit te maken of er sprake is van ontoelaatbare toestanden.”


Is ze veilig? Is ze onveilig?

Dat er veel meisjes en vrouwen in landen als Koeweit worden uitgebuit, is een bekend gegeven. Maar het is soms uiterst moeilijk om dat ook hard te maken. Bijvoorbeeld als de vrouw zelf zegt dat het wél goed gaat, terwijl verwanten het tegengestelde gevoel hebben.

Zo denkt de Nederlandse partner van de 24-jarige Nadia (gefingeerde naam) uit West-Afrika dat zij onvrijwillig in het Midden-Oosten zit, 20 uur per dag moet werken en dolgraag weg wil. Nadia zou mogelijk zelfs zijn ontvoerd. Hij wil graag een actie voeren voor haar vrijlating.

Als het uiteindelijk lukt contact met Nadia in het Midden-Oosten te krijgen, zegt ze zelf echter dat ze daar uit eigen beweging naar toe is gegaan en het er goed heeft. „Ja, ik moet hard werken, maar ben veilig en ontvang aan het einde van de maand keurig mijn salaris”, laat ze weten.

Van betrokkenheid bij werk in de seksindustrie „of andere bizarre dingen” is beslist geen sprake, bezweert ze. „Ik kom uit een goede en gerespecteerde familie. Het zou beschamend zijn als dergelijke verhalen de ronde doen.”

Voor Nadia is werken in de Golfstaat een manier om een beter leven te krijgen. „Ik ben pas 24, nog jong”, zegt ze. „Ik knok zo voor een betere toekomst.” Ze wil beslist niet dat er actie voor haar vrijlating wordt ondernomen.

Wie heeft er nu gelijk? De Nederlandse relatie wijst onder meer op de in West-Afrika geldende schaamtecultuur, waardoor Nadia volgens hem nooit openlijk over haar situatie zal spreken. Bovendien benadrukt hij dat Nadia in een onveilige situatie zit en daarom niet vrijuit kan praten. Nadia zelf ontkent dat ten stelligste.

Het tekent hoe complex situaties van mensenhandel kunnen zijn en hoe perspectieven en percepties kunnen verschillen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer