De Amerikanen zeggen Saddam te willen berechten, maar onduidelijk is hoe en wanneer dat moet gebeuren. De voormalige Iraakse president zit gevangen op een geheime locatie. Vergès heeft hem niet ontmoet. Hij zei voor Saddams leven te vrezen. „Over het proces maak ik me geen zorgen. Ik ben bezorgd dat ze hem al voor het proces doden.”

Vergès heeft in het verleden onder anderen de terrorist Carlos en de nazi-officier Klaus Barbie juridisch bijgestaan. Hij is ook de advocaat van de voormalige Rode Khmer-leider Khieu Samphan, die voor een VN-tribunaal in Cambodja terecht moet staan wegens betrokkenheid bij genocide.

Intussen houdt het geweld in Irak aan. Op verschillende plaatsen in het land zijn dit weekeinde doden en gewonden gevallen bij bomaanslag en schietpartijen. Twee buitenlandse burgers werden gisteren doodgeschoten in de noordelijke stad Mosul. De slachtoffers, een Brit en een Canadees, vergezelden als medewerkers van een particulier bewakingsbedrijf een groep buitenlandse elektrotechnici naar een energiecentrale toen zij in hun auto onder vuur werden genomen. De technici, die in een andere auto reden, bleven ongedeerd. De Iraakse politie en het Amerikaanse leger onderzoeken het incident. De daders zijn gevlucht.

Een sjiitisch weekblad in Irak kreeg gisteren van de door de VS geleide coalitie voor zestig dagen een verschijningsverbod opgelegd wegens opruiing. Het weekblad Al-Hawza wordt gemaakt door volgelingen van de radicale sjiitische leider Muqtada Sadr. Volgens een door de Amerikaanse bewindvoerder Paul Bremer ondertekende brief vergroten artikelen die in het blad zijn verschenen de dreiging van geweld tegen coalitietroepen en burgers die met de coalitie-eenheden samenwerken. In het nummer van 26 februari stonden een kop als ”Bremer treedt in voetsporen van Saddam” en een artikel waarin werd beweerd dat een explosie met 53 doden twee weken eerder in de overwegend sjiitische stad Iskandariyah geen zelfmoordaanslag was met een autobom, maar een raketaanval van een Amerikaanse helikopter.

Ruim 1000 volgelingen van Al-Sadr verzamelden zich later voor het kantoor van Al-Hawza om tegen het verschijningsverbod en de inperking van de vrijheid van meningsuiting te protesteren.

In juli sloot de coalitie een krant in Bagdad die het doden van spionnen en hun helpers tot een religieuze plicht had bestempeld.