Drijf wig tussen systeem en volk Noord-Korea
De enige manier om het Pyongyang echt lastig te maken, is te pogen het systeem en het volk in Noord-Korea uit elkaar te trekken, stelt prof. dr. Remco Breuker.
Noord-Korea heeft afgelopen weekend weer een langeafstandsraket gelanceerd. Weliswaar met een satelliet eraan vast, maar dat maakte internationaal weinig indruk. Een raket is een raket. Vorige maand werd er een vierde kerntest uitgevoerd en volgens welingelichte kringen is Pyongyang klaar voor de vijfde kerntest. Voeg daaraan toe de (on-)menselijke misère in de concentratiekampen, de structurele onderdrukking, de voedseltekorten en de absolutistische verheerlijking van de (althans in naam) heersende Kimdynastie waar alles en iedereen voor dient te wijken en het moge duidelijk zijn dat Noord-Korea de internationale gemeenschap voor moeilijke keuzes stelt.
Valt er niet wat voor te zeggen om Noord-Korea voortaan met rust te laten? Als we ons nu eens niets aantrekken van de schuimbekkende retoriek en de provocaties en stug de andere kant uitkijken? Erkennen dat de dingen nu eenmaal anders gaan in Noord-Korea?
Gezien de ernst van de continue mensenrechtenschendingen in Noord-Korea, de kans dat er in de productie van een atoombom of zelfs een waterstofbom iets catastrofaals misgaat en de onwenselijkheid van Noord-Korea als kernmacht in het algemeen, moet ik vaststellen dat het negeren van de situatie een luxe is die we ons niet kunnen permitteren.
Zonneschijnpolitiek
Het debat rondom Noord-Korea heeft zich tot nog toe toegespitst op de zwart-witte keuze tussen toenadering versus zwaardere sancties. Degenen die in toenadering geloven, zien Noord-Korea als een internationale paria tegen wil en dank, een land dat wel wil misschien, maar zonder onze hulp niet kan. Anderen zien Noord-Korea juist als een onverbeterlijke mensenrechtenschender en burenbedreiger. Het is een gevaar dat zo snel mogelijk moet worden geneutraliseerd.
Hoewel er duidelijk politieke kleuren aan beide posities worden verbonden, ben ik altijd van mening geweest dat de enige juiste koers de koers was die werkte. Moest je vuile handen maken om de mensenrechtenschendingen een halt toe te roepen, dan moest dat maar. Waren juist zwaardere sancties effectiever om hetzelfde doel te bereiken, dan zwaardere sancties.
Ondertussen heb ik dankzij de inside-informatie van hooggeplaatste voormalige Noord-Koreanen begrepen dat Pyongyang als geen ander voorbereid is (en zelfs een compleet bureaucratisch instituut met dat doel heeft opgezet) om alle toenaderingspogingen vanuit het Westen, Zuid-Korea of Japan deskundig uit te buiten en onschadelijk te maken. Onafhankelijke analyse van alle onderhandelingen van de laatste twintig jaar wijst hetzelfde uit. Ondanks de goede bedoelingen van de Zuid-Koreaanse zonneschijnpolitiek tussen 1998 en 2008 heeft alle hulp aan Noord-Korea in deze periode voornamelijk de instandhouding van het regime ten gevolge gehad. Hetzelfde regime dat volgens de VN verantwoordelijk is voor mensenrechtenschendingen „zonder parallel.”
De hardelijnspolitiek na 2008 vanuit Seoul heeft er zo mogelijk nog minder toe geleid dat het noorden een plaats is waar een menswaardig bestaan een reële mogelijkheid is. Militaire provocaties maakten plaats voor daadwerkelijke militaire confrontaties, met het beschieten van een Zuid-Koreaans eiland en het laten zinken van een Zuid-Koreaans marinevaartuig als droevige dieptepunten. Een dialoog, voor zover die überhaupt al mogelijk was, is sinds 2008 vrijwel uitgebleven.
Conglomeraat
Geen toenadering, geen zwaardere sancties. Is er tussen deze twee polen van Noord-Koreabeleid een andere benadering te vinden? Het antwoord daarop luidt nee. Die is er niet. Elk ander beleid tussen deze twee extremen in is weinig meer dan een variatie op eerder gebruikte thema’s en valt in dezelfde valkuil waarin zowel de voorstanders van toenadering als die van zwaardere sancties al decennialang vallen. Dit is allemaal beleid dat de Noord-Koreaanse staat als gesprekspartner aanvaardt. En daar gaat het elke keer fout. Dit om de simpele reden dat het regime inmiddels zo veel bloed aan zijn handen heeft dat elke liberalisering, elk beetje vrijheid of democratie dat het zou toestaan, onvermijdelijk zou resulteren in de eigen, waarschijnlijk bloedige, ondergang door de handen van de eigen bevolking. Er is te veel gebeurd om met dit regime te kunnen praten en daadwerkelijk vooruitgang te verwachten.
We moeten Noord-Korea niet langer beschouwen als een functionerende staat, maar als wat het feitelijk is: een ineffectief maar alomtegenwoordig conglomeraat van semionafhankelijke bedrijven, waarvan de directeuren (inclusief CEO Kim Jong Un) elkaar op leven en dood beconcurreren, zonder rekening te houden met het welzijn van de werknemers. De Noord-Koreaanse staat, onze gesprekspartner, speelt geen rol van betekenis in de dagelijkse realiteit van machtspolitiek in Pyongyang.
Wat blijft er dan over? Je beleid richten op degenen die niet de staat zijn. Systeem (dat woord past beter bij het huidige Noord-Korea dan het woord ”staat”) en volk uit elkaar proberen te trekken. Het systeem is reddeloos verloren (al kan het in de huidige situatie nog decennia zo doorgaan), en elk compromis dat het sluit versnelt de eigen ondergang. Pyongyang weet dit. De enige reële –en moreel verantwoorde– optie is niet staat of systeem, maar het volk als gesprekspartner aanvaarden. Dat vereist creativiteit en de wil om de wet te overtreden (zeker de Noord-Koreaanse). Maar het is mogelijk.
Dwangarbeiders
In Leiden voeren we op dit moment een onderzoeksproject uit dat deze scheiding van systeem en volk toepast op de situatie van Noord-Koreaanse dwangarbeiders in de EU (ja, die zijn er). Het heeft weinig zin om hierover in Pyongyang te klagen. De Noord-Koreaanse staat negeren en rechtstreeks naar de Europese partners stappen en die vervolgens verantwoordelijk houden, werkt echter prima en heeft als bijkomende bonus dat Pyongyang een pilaar in zijn financieringsstelsel kwijtraakt. Het kan dan namelijk niet langer overzeese dwangarbeid naar eigen believen uitvoeren.
”Separative engagement” is de term die de Noord-Koreaanse publieksintellectueel in ballingschap en dissident Jang Jin Sung hiervoor bedacht. Toenadering, maar dan tot de gewone man en vrouw. Te denken valt aan ”guerrilla-initiatieven” zoals het verschaffen van microkredieten aan Noord-Koreanen in China om in de Noord-Koreaanse zwarte markt (de grote concurrent van het systeem) te investeren. Laten we mensen het land uit en informatie het land in smokkelen.
Inderdaad, het is niet bepaald een waterdicht plan, maar alle andere benaderingen hebben gefaald. En tijd is er gezien de urgente mensenrechtensituatie al heel lang niet meer.
De auteur is hoogleraar Koreastudies aan de Universiteit Leiden.