Middelaar
Deut. 18:18a
„Een Profeet zal ik hun verwekken uit het midden hunner broederen, als u.”
Het beangste volk Israël gevoelde zich vroeger gedrongen de toevlucht te nemen tot Mozes toen het zei: Spreek gij met ons, en wij zullen horen; en dat God niet met ons spreekt, opdat wij niet sterven (Exodus 20:19). Dit behaagde de Heere. Het is goed dat zij gesproken hebben, zo luidde het (Deuteronomium 18:17), en alleen daarom vonden zij goedkeuring bij de Allerhoogste, omdat zij naar een middelaar tussen Hem en zich hadden verlangd. Die middelaar was Mozes, een afschaduwing van Jezus Christus, Die bestemd was tot pleitbezorger en Middelaar tussen God en de mensen. Daarom sprak God tot Mozes: Een Profeet zal ik hun verwekken uit het midden van hun broeders, als u; en Ik zal Mijn woorden in zijn mond geven, en hij zal tot hen spreken alles wat Ik hem gebieden zal; en het zal geschieden, de man die niet zal horen naar Mijn woorden, die hij in Mijn Naam zal spreken, van dien zal Ik het zoeken (Deut. 18:18 en 19).
God heeft nu de door Hem beloofde grote Profeet gezonden in Zijn eniggeboren Zoon, opdat Deze ons van de vloek van de wet verlossen en weer met onze Schepper en Heere verzoenen zou en ons bekwaam zou maken tot alle goede werken en het beeld van God, dat wij door de schuld van onze eerste voorouders verloren hebben, in ons hernieuwen zou (Kol. 3).
Benedetto Fontanini, reformator te Mantua
”De weldaad van Christus” (1543)