Zicht op het wezen van de kerk cruciaal voor nazaten Reformatie
Zolang de vervloekingen van Trente gehandhaafd blijven, is het voor nazaten van de Reformatie onmogelijk één kerk te vormen met Rome, aldus ds. H. J. Hegger
in een overpeinzing over al dan niet meegaan met de PKN. Dr. C. A. van der Sluijs (opiniepagina RD 23-3) heeft helder aangetoond dat heel de kwestie van al of niet meegaan met de PKN te maken heeft met het reformatorische zicht op het sola gratia, op de volstrekte soevereiniteit van de verkiezende God.
Apostelconvent
Ook ik kan mij in geweten niet onttrekken aan de PKN, eveneens vanwege het sola gratia, maar wel vanuit een andere invalshoek. Voor mij is cruciaal wat verteld wordt in Handelingen 15 over het apostelconvent in Jeruzalem.
Wat was de kwestie waarover toen gehandeld werd? Niet over de vraag of Israël zou hebben afgedaan en of de kerk daarvoor in de plaats was gekomen. Evenmin over de vraag of de jongetjes van christenen uit de Joden niet meer besneden zouden moeten worden. Maar, of dat gebeuren moest met de zoontjes van de christenen uit de heidenen. Beslist werd dat dit niet hoefde. En waarop baseerden ze dat besluit? Dat zegt Jakobus in vers 14. „Simeon heeft verhaald hoe God eerst de heidenen heeft bezocht, om uit hen een volk aan te nemen.”
Daaruit blijkt: God heeft besloten om niet in de plaats van, maar naast Israël Zich een volk uit de heidenen (= de kerk) te verkiezen. Als dat zo is, ligt het voor de hand dat dit volk ook soortgelijke grondtrekken zal vertonen als Gods eerste uitverkoren volk, Israël. Welnu, de Heere heeft Israël altijd verboden een godsdienstige afscheiding door te voeren. Jeruzalem moest het ene centrum blijven. De samenkomsten in Dan en Bethel werden steeds veroordeeld als ”de zonde van Jerobeam”. Ook toen er nog maar 7000 overgebleven waren die hun knieën niet bogen voor de Baäls, mocht de profeet Elia niet oproepen tot een godsdienstige scheuring.
Wel blijkt dat de vromen van het Oude Testament elkaar in hun nood opzochten voor de overdenking van Gods Woord en voor het gebed. En dat geldt ook nu nog. Wanneer in een plaatselijke gemeente een voorganger elke zondag enkel een vrijzinnig praatje aan de gemeente verkoopt, hoef je daar natuurlijk niet te gaan luisteren. Dat zou schadelijk zijn voor jou en je kinderen. Maar je moet jezelf dan wel (laten) voeden met het Woord door op een andere plaats met oprechte gelovigen samen te komen voor bijbeloverdenking en gebed.
Wezen van de kerk
Ik voel heel intens mee met hen die menen „om des gewetens wil” niet mee te kunnen met de PKN. Ik heb een dergelijke pijn zelf twee keer ondervonden toen ik eerst de Rooms-Katholieke Kerk en later de Gereformeerde Kerken verliet. Daarom wil ik de volgende overweging aan hen voorleggen:
In de tijd van de Reformatie cirkelde alles rond de vraag: Hoe vind ik een genadig God? Die vraag slokte bijna alle aandacht op, zodat er nauwelijks nog aandacht overbleef voor de vraag: Wat is het wezen van de kerk?
Is de kerk Gods werk (en dus tot roem van God) of het werk van mensen (en dus tot roem van mensen)? Rust de kerk op Gods verbond waardoor Hij Zich een volk uit de heidenen heeft verkoren? Of op het verbond van mensen die een samenvatting van Gods Woord hebben opgesteld (de belijdenisgeschriften) en die het handhaven door de tucht? Is de kerk enkel vrucht van Gods uitverkiezende genade, of (mede) de vrucht van menselijke inspanning?
Natuurlijk rijst vervolgens de vraag: Moeten we dan niet terugkeren naar de RK-Kerk? Voor een antwoord daarop wil ik eerst in herinnering roepen dat de reformatoren, Luther voorop, de RK-Kerk niet wilden verlaten, maar haar wilden hervormen.
Ik verwijs echter nog verder terug, naar de christenen uit de Joden in de eerste eeuw. Die wilden zich ook niet afscheiden van Israël, ook al loochenden hun leiders de godheid van Christus. Integendeel, ze bleven de tempel en, na de verwoesting daarvan, de synagoge bezoeken. Zie onder andere Handelingen 21:17-26. Daarom was er in die tijd een enorme overgang van Joden naar het christendom.
Gamaliël II
De opperrabbijn Gamaliël II wilde dat stopzetten en heeft daarom in het jaar 85 een vervloeking van Christus in het Achttiengebed van de synagoge doorgevoerd. Daardoor werd het voor de christenen uit de Joden onmogelijk gemaakt nog langer de synagoge te bezoeken en kregen ze veel minder kans om andere Joden met het Evangelie te bereiken.
Iets dergelijks heeft ook plaatsgegrepen op het Concilie van Trente. Toen zijn de belijders van de leer van de Reformatie uit de RK-Kerk weggevloekt. Zolang die vervloekingen gehandhaafd blijven, kunnen wij niet één kerk vormen met Rome.
De auteur is emeritus predikant.