Nieuw onderzoek oude inscripties bepleit
Het Amerikaanse tijdschrift Biblical Archaeology Review (BAR) beschuldigt de Israëlische Oudheidkundige Dienst ervan twee opzienbarende vondsten te vlot te hebben afgedaan als bedrog. Het gaat om de ”steen van Joas” en het ”ossuarium van Jakobus”. In juni 2003 stelde de dienst voor oudheden dat de inscripties in deze stenen objecten vervalsingen waren. BAR pleit voor nader onderzoek.
De steen van Joas bevat een oude Hebreeuwse inscriptie die betrekking heeft op het verzamelen van bouwmaterialen voor het herstel van de tempel onder koning Joas, die in de negende eeuw voor Christus over Juda regeerde. Als het materiaal authentiek zou blijken te zijn, zou dit bevestigen wat in de Bijbel over de vorst geschreven staat.
De steen is 30 centimeter hoog, 24 breed en 8 centimeter dik. Het bovenste deel van de grijsbruine plaat is afgebroken. De bovenkant bevat een regel waarin - zo kan worden afgeleid uit het te lezen gedeelte -de naam Joas zou zijn genoemd. Het is niet bekend waar het voorwerp precies is gevonden.
Onderzoekers van de Geologische Inspectie in Israël stelden vorig jaar januari vast dat er geen bewijs was gevonden dat de inscriptie een vervalsing was. Ze kwamen tot die conclusie na onderzoek van de oxidatielaag. Deze laag, die zich heeft afgezet op de plaat en in de letters, werd volgens hen op natuurlijke wijze gevormd.
De Oudheidkundige Dienst in Israël kwam enkele maanden later met een tegenovergestelde conclusie. De dienst zei dat de oxidatielaag een mengsel van materialen bevat dat in de natuur „vrijwel onmogelijk” kan voorkomen. Bovendien stelde een aantal taalkundigen dat iemand geprobeerd heeft het Hebreeuws van het Oude Testament te imiteren. Die persoon zou daarbij per ongeluk uitdrukkingen en constructies hebben gebruikt uit het Hebreeuws van een latere periode.
BAR echter is het daarmee niet eens. „Onze huidige kennis van het Hebreeuws van bijna 3000 jaar terug is onvoldoende om tot een dergelijke slotsom te komen”, aldus David Noel Freedman. De bewering dat de inscriptie in de steen niet overeenkomt met de taal van die tijd, is volgens hem „niet slechts aanmatigend, maar ook fantasierijk.” Er hoeft volgens hem niet per se sprake te zijn van bedrog als woorden worden gebruikt in een onbekend verband. „Authentieke inscripties spreken onze kennis van het bijbels Hebreeuws vaak tegen. Ze bevatten zinsbouw, vocabulaire en spelling die verschillen van het bijbelse gebruik.” De conclusie waartoe de auteur komt, is dat voorlopig niets is bewezen en dat er meer tests nodig zijn om tot een betrouwbaar antwoord te komen.
Het Amerikaanse tijdschrift staat wat deze conclusie betreft niet alleen. Het Israëlische dagblad Ha’aretz meldde eerder deze maand dat vier vooraanstaande Israëlische wetenschappers er bij onderwijsminister Limor Livnat op aandringen een nieuwe commissie van onderzoek in te stellen. Ze zeggen niet dat de inscriptie in de steen authentiek is, maar ze verwerpen evenmin de mogelijkheid dat dit zo is. „Er is niets filologisch in de inscriptie wat aantoont dat het een vervalsing betreft”, aldus prof. Haim Cohen van de Ben Gurion Universiteit van de Negev. Hij stelt dat hij alle bezwaren kan weerspreken die door zijn collega’s opgeworpen zijn om aan te tonen dat het een vervalsing betreft.
Wetenschappers van de Israëlische Oudheidkundige Dienst onderzochten ook deklagen op het ossuarium (beenderenkist) van Jakobus. Dit bevat een Aramese inscriptie met de woorden: ”Jakobus, zoon van Jozef, broer van Jezus”. Het zou volgens sommigen naar Jezus van Nazareth verwezen kunnen hebben. Het eeuwenoude voorwerp raakte overigens zwaar beschadigd toen het in 2002 vanuit Israël werd vervoerd naar een expositie in het Royal Ontario Museum in het Canadese Toronto.
Het bleek dat de oxidatielaag in de inscriptie afweek van die van de rest van de kist. De conclusie die de wetenschappers daaruit trokken, was dat de gegraveerde letters een andere leeftijd hadden dan de kist zelf. De twee geologen zeiden niet dat er sprake was van bedrog, maar wel dat de deklaag relatief recent is gevormd. Dat gebeurde volgens hen om bedrog te maskeren of omdat de inscriptie is schoongemaakt. Het ossuarium zelf kan wel ongeveer twee millennia oud zijn.
De hoofdredacteur van BAR, Hershel Shanks, schrijft dat de theorie opgaat bij zes van de zeven monsters die onderzoekers hebben genomen van de inscriptie. Maar waar de theorie niet opging, was bij het monster in de laatste letter van het woord ”Yeshua” (Jezus). De conclusie die BAR trekt, is dat ofwel deze letter authentiek is of dat geoloog Avner Ayalon abusievelijk te veel materiaal nam van de steen onder de letters zelf. „Een nieuw onderzoek van het ossuarium door een internationaal team van onbetwist gekwalificeerde deskundigen is geboden”, aldus het populair-wetenschappelijk tijdschrift.
De krant Ha’aretz kwam vrijdag met een nieuw artikel waarin wordt gesteld dat een ivoren granaatappel, die in het Israël Museum wordt tentoongesteld, een vervalsing is. Op basis van een inscriptie werd aangenomen dat het ruim 4 centimeter hoge voorwerp uit de tiende eeuw voor Christus dateerde. De woorden luidden volgens archeologen: ”Behorend tot de tempel van Jaweh, heilig voor de priesters”.
De Oudheidkundige Dienst wilde niet zeggen op grond waarvan het voorwerp nu als een vervalsing wordt gezien. De directeur van de dienst, Shuka Dorfman, vroeg het Israël Museum recentelijk het voorwerp over te dragen voor nadere inspectie. Volgens de dienst is er sinds vijftien jaar geleden een groep vervalsers actief. De spil van zou de verzamelaar Oded Golan zijn, de eigenaar van de steen van Joas en de beenderenkist van Jakobus.
De granaatappel is ook via de zwarte markt in de handen van archeologen gevallen. Dat hoeft overigens nog niet te betekenen dat het voorwerp namaak is. Ook de eerste Dode-Zeerollen vonden via een ondeskundige handelaar hun weg naar het Israël Museum.