Aandelenmarkten zoeken richting
De aanslagen in Madrid, het ombrengen van Hamas-leider Yassin en berichten over de mogelijke arrestatie van een kopstuk van al-Qaida beheersten in de afgelopen weken het sentiment op de aandelenmarkten.
Hiermee lijken beleggers te zijn teruggekeerd naar de situatie die begon met de aanslagen op 11 september 2001 en eindigde met het omvertrekken van het standbeeld van Saddam Hussein op een plein in Bagdad, nu ongeveer een jaar geleden. Ook toen raakten de factoren waar aandelenbeleggers doorgaans naar kijken, zoals de economische groeivooruitzichten en de winstcijfers van beursgenoteerde ondernemingen, ondergesneeuwd. De voorpagina’s van de kranten werden nauwlettender gevolgd dan de economiekaternen.
Er zijn momenteel ook twijfels over de duurzaamheid van de groei van de Amerikaanse economie en men maakt zich zorgen over de negatieve invloed van de dure euro op het prille herstel in Europa. Maar deze zaken speelden al voordat de koersen begin maart aan een inmiddels toch vrij forse correctie begonnen. De vraag die zich aandient is of beleggers zich terecht zo veel gelegen laten liggen aan de dreiging van terrorisme en onrust in het Midden-Oosten.
De verbindende schakel tussen dit soort risicofactoren voor de aandelenmarkten en de werkelijke gang van zaken in economie en bedrijfsleven is het vertrouwen van ondernemers en consumenten. Deze wordt in de meeste industrielanden maandelijks gemeten (in Nederland door het Centraal Bureau voor de Statistiek) en gezien als indicator voor de economische ontwikkeling in de nabije toekomst. Een gering ondernemersvertrouwen duidt er vaak op dat er in de komende periode weinig bedrijfsinvesteringen zullen worden gedaan. Een tanend consumentenvertrouwen kan leiden tot terughoudendheid bij de consumptieve bestedingen. In beide gevallen een voorbode van een lage of afnemende economische groei en dus slecht nieuws voor het bedrijfsleven.
Of de knauw in het vertrouwen door de gebeurtenissen in de afgelopen weken ook werkelijk gevolgen zal hebben voor de economie, mag worden betwijfeld. Kijkend naar de ontwikkelingen in de maanden na 11 september 2001, valt op dat het consumentenvertrouwen in de Verenigde Staten sterk terugviel, maar de consumptieve bestedingen juist een enorme sprong maakten.
Het ondernemersvertrouwen daalde eind 2001 eveneens -maar minder hard dan het consumentenvertrouwen- en de bedrijfsinvesteringen prolongeerden de al veel eerder ingezette daling. Maar aan de kwakkelende investeringen eind 2001 lagen niet zozeer de aanslagen ten grondslag, als wel de overcapaciteit in het Amerikaanse bedrijfsleven.
Anders dan in de herinnering van velen is blijven hangen, kwam er in het vierde kwartaal van 2001 een einde aan de recessie in de VS, juist doordat de consument het geld liet rollen. In lijn hiermee waren de aandelenmarkten na 11 september slechts één week in mineur, om vervolgens overtuigend de weg omhoog in te slaan. De koersstijgingen hielden een halfjaar aan en brachten de toonaangevende indices in zowel de VS als Europa op hogere niveaus dan kort voor de aanslagen.
Dat vanaf maart 2002 de neerwaartse trend werd hervat, was niet vanwege de aanslagen of de gevolgen daarvan, maar vanwege een reeks van boekhoudkundige schandalen (Enron, Ahold), de naderende oorlog in Irak en, wat meer op de achtergrond, nog steeds de naweeën van de it-bubbel van de jaren negentig.
De boodschap van dit alles is dat het consumentenvertrouwen niet altijd gezien mag worden als een vooruitblikkende indicator voor de consumentenbestedingen. De historie leert dat het consumentenvertrouwen slechts een goede voorspeller voor de economische ontwikkeling is als het beweegt onder invloed van factoren die met de koopkracht van de consument te maken hebben. Hierbij moet gedacht worden aan de situatie op de arbeidsmarkt, de ontwikkeling van de huizenprijzen en de ontwikkelingen op de aandelenmarkt en dergelijke.
Aanslagen en politieke onrust elders in de wereld weerhouden de consument er niet of hooguit slechts zeer tijdelijk van om geld uit te geven. De belangrijkste van genoemde factoren is de arbeidsmarkt en zeker nu mag deze gezien worden als de sleutel voor waar het heen gaat met de aandelenkoersen.
De invloed van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt is echter niet eenduidig. Zoals hierboven aangegeven is er angst dat een geringe banengroei in de VS zal leiden tot een afzwakking van de consumptiegroei en daarmee lagere bedrijfswinsten en dus lagere aandelenkoersen. Een herstel van de Amerikaanse arbeidsmarkt zal op termijn leiden tot renteverhoging door de Fed en ook dat is vaak slecht nieuws voor de aandelenmarkten.
Per saldo geldt echter toch dat we op grond van de economische groeivooruitzichten gematigd positief zijn over de perspectieven voor de aandelenmarkten. Alleen als aanslagen of onrust in andere delen van de wereld concrete gevolgen hebben voor de economie, wat zelden het geval is, zijn deze reden om de verwachtingen bij te stellen.
De auteur is beleggingsstrateeg bij Effectenbank Stroeve.