Kerk & religie

Ouderling S. van Steensel 50 jaar ambtsdrager in Goudswaard

GOUDSWAARD. Op zijn ziekbed leerde ouderling S. van Steensel een les: dat hij zijn tekorten niet kon goedmaken. „Toen heb ik liggen vragen of ik mijn ambtelijk werk nog zou mogen voortzetten.” Dat mocht hij. Morgen staat Van Steensel een halve eeuw in het ambt.

L. Vogelaar
8 February 2016 15:07Gewijzigd op 16 November 2020 01:17
Ouderling S. van Steensel voor het kerkgebouw waar hij een halve eeuw dient: in de Gereformeerde Gemeente van Goudswaard. beeld RD, Anton Dommerholt
Ouderling S. van Steensel voor het kerkgebouw waar hij een halve eeuw dient: in de Gereformeerde Gemeente van Goudswaard. beeld RD, Anton Dommerholt

Op dat ziekbed kwam de ouderling van de gereformeerde gemeente in Goudswaard heel plotseling terecht. „Op de dijk, lopend naar de kerk, werd ik door een auto geschept, op 2 december 2001. „Kunt u dat nu begrijpen, Van Steensel?” vroeg een predikant. „Als u nu op weg was geweest naar het voetbalveld, maar naar de kerk…?” „Ik snap er helemaal niets van”, zei Van Steensel. „U zult het na dezen verstaan”, zei de dominee.

En dat gebeurde. „Ik was net acht maanden met de VUT. Toen ik nog werkte, ervoer ik altijd tekort; je wilde meer doen in de gemeente. Als gepensioneerde zou ik dat gaan verbeteren, maar door het ongeval liet de Heere me zien dat ik dat niet kon.”

Pas op tweede pinksterdag was Van Steensel weer in de kerk. „De eerste keer dat ik weer voor kon gaan was op 14 juli. Die zondagmorgen heb ik een preek van Wulfert Floor over 1 Samuël 7:12 gelezen: „Eben-Haëzer”, tot hier toe heeft de Heere geholpen. Dat was werkelijkheid voor me. Dat werd nog eens bevestigd toen ik aan de beurt was om de catechismus te lezen. Zondag 10 was aan de beurt: „Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods?” Niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomt… Toen kon ik weer verder. Ik mag zeggen dat de Heere het nog nooit verkeerd heeft gedaan.”

Tal van keren is Van Steensel aan zijn been geopereerd. Verspreid over drie jaar zat hij negen maanden in het gips. Leesdiensten leidt hij nu zittend. Zijn schapen moest hij van de hand doen; zijn grote tuin ook. „Maar stilzitten kan ik slecht. Ik begon fietsen op te knappen, die voor de zending worden verkocht. Inmiddels ben ik zo’n beetje de fietsenmaker van het dorp geworden.”

Thuislezer

Van Steensel komt uit Mijnsheerenland. Het gezin las ’s zondags thuis. „We hoorden bij het Hervormd Lokaal. De preken die ds. H. Hofman in de Plantagekerk in Schiedam hield, werden iedere week gestencild en toegestuurd aan de thuislezers. Die predikant heeft me ook gedoopt. Elke dinsdagavond hadden we dienst in Nieuw-Beijerland, in de boerderij van Roos aan de Oudendijk. Ds. G. van de Breevaart en ds. A. P. Verloop preekten daar beurtelings.

In Mijnsheerenland woonden we tegen de kerkpoort aan, maar ín de kerk kwamen we niet. Dat ik nooit catechisatie heb gevolgd, ervaar ik tot op de dag van vandaag als een handicap.”

In 1962 werd Van Steensel stilgezet. „Vanaf mijn veertiende mocht ik ’s zondagsavonds naar de Hervormde Kerk. ’s Morgens moest ik thuis bij het preeklezen blijven. „Dan kun je het verschil horen”, zei vader. Met name ds. E. J. Schimmel hoorde ik graag. Eens dacht ik hem in Oud-Beijerland te beluisteren, maar ds. W. H. van Kooten kwam op de kansel. Hij preekte uit de catechismus over een van de geboden. Toen ik naar huis fietste, was het met kracht in mijn hart: „Zo Gij in ’t recht wilt treden…, ach, wie zal dan bestaan?” Verder kon ik niet komen. Later mocht ik het vervolg leren: „Maar neen, daar is vergeving…””

Ambtsdrager

Door zijn huwelijk kwam Van Steensel eind 1964 in de gereformeerde gemeente van Goudswaard terecht. Ruim dertien maanden later bevestigde ds. W. Hage hem tot diaken. Van Steensel was toen 25 jaar. In 1969 werd hij ouderling. „Dat kon ik niet, want ik voelde me zo onbekeerd. Toen ik op de zondagmorgen waarop ik moest beslissen naar de kerk ging, wist ik nog niet wat ik moest doen. Onderweg kwam de Heere echter over: „Zo Hij vertoeft, verbeid Hem…” Toen mocht ik het aannemen. Wat de Heere beloofde, zou Hij doen.”

Sinds 1970 is Van Steensel voorzitter van de kerkenraad, met uitzondering van de tweeënhalf jaar dat ds. H. Hofman sr. de gemeente diende.

Leesdienst na leesdienst

Onvergetelijk werd Van Steensels eerste avondmaalsgang. „Voordien kon ik nooit aangaan. De Heere wist hoe ik uitzag naar bevestiging. Tijdens een van de eerste avondmaalsbedieningen van ds. Hofman was het met kracht in mijn hart: „Ik voor u…” Nóg kwam ik niet overeind, maar toen kwam erbij: „Wanneer ik dan omkome, zo kom ik om.” Toen kon ik niet meer blijven zitten. Het was alsof de nodiging alleen voor mij was.”

Goudswaard is alweer 41 jaar vacant. Van Steensel heeft inmiddels ruim 1250 preken gelezen. „De eerste die ik als ouderling las, was van ds. G. van Reenen. Je hoort weleens van ouderlingen die met een hele stapel boeken worstelen, maar ik heb er meestal maar één of twee. Je kunt niet zeggen dat je elke preek aangewezen krijgt. Ik let erop dat de preek niet te lang is, want ik lees niet zo vlug en wil de dienst niet langer dan anderhalf uur laten duren.

Iedere keer zag ik er geweldig tegenop, want met de preekkeuze wilde ik het iedereen naar de zin maken. Maar de ene keer las ik te weinig oudvaders en de andere keer werd gevraagd of ik van een bepaalde predikant geen preken meer wilde lezen. Op een zondag las ik een preek van ds. Hellenbroek. Toen de kerk uitging, zei iemand: „Daar hoef je je jas ook niet voor aan te trekken.” De preek was te kort. Toen heb ik de Heere gevraagd of Hij de preken aan wilde wijzen. Met dat alles werd ik ouderling af. Dan is het voorrecht groot als de Heere doorhelpt en een zegen geeft.”

Wethouder

Van Steensel was de laatste SGP-wethouder en de laatste locoburgemeester van Goudswaard. Na de gemeentelijke herindeling in 1984 was hij nog acht maanden raadslid in Korendijk. „In Goudswaard was het gemoedelijk; we waren er met elkaar voor het hele dorp. Na de herindeling ging het er meer politiek aan toe. Dat lag me niet. Toen ben ik tot mijn pensioen gemeentebode geweest.”

Zijn leven was verweven met de dienst des Heeren. „Eigenlijk heb ik altijd twee banen gehad. Als je terugkijkt, zie je één groot tekort. Maar ik heb regelmatig voor mijn hart én in mijn ambt mogen ervaren dat de Heere van me afweet. Het is werkelijk: alleen de Heere de eer.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer