Reformatorische borrelpraat uiterst schadelijk
Voetbalsupporters zijn druk met de laatste nieuwtjes over spelers en clubs; reformatorische christenen met die over predikanten. Binnen orthodox-protestantse kring is het babbelen (of: roddelen?) over dominees een geliefde bezigheid. Evenzo weet men daar tijdens de koffie gespierde taal te spreken over ieder die buiten staat: andersdenkenden en vreemdelingen. Zonder risico is dat niet.
De bekentenis van Bart van U., vorige week, is verbijsterend. Hij zei de moord op oud-minister Borst te hebben gepleegd omdat hij reeds op zevenjarige leeftijd van Hogerhand een opdracht zou hebben gekregen. Dat is schokkend. Terecht dat vanuit orthodox-christelijke kring vrijwel direct is gezegd dat een moord nooit te rechtvaardigen is, ook niet van mensen waarmee je het politiek, levensbeschouwelijk of godsdienstig fundamenteel oneens bent. De Bijbel is daar heel duidelijk over. Wie een ander van het leven berooft, overtreedt Gods gebod.
Toch stelt de daad van Bart van U. vragen aan de orthodox-christelijke kring. De hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad, Sjirk Kuijper, deed dat ook. Hij wees erop dat Van U. zich in de loop van de tijd een oordeel over minister Borst had gevormd. „Hij koesterde ideeën over haar die hem, in waanzieke toestand wellicht, tot doodslag bewogen. En dat geeft te denken. Hoe is in christelijke kring over deze D66-minister gesproken en geschreven? Hoe persoonlijk is de strijd soms gemaakt, tegen politieke voorvechters van wetgeving die door christenen als goddeloos werd beschouwd? (…) Borst voelde zich soms letterlijk als demon bejegend.”
De vraag van collega Kuijper kan pijnlijk overkomen. Zeker voor de ouders van Bart van U. Wie hen enigszins kent, is ervan overtuigd dat ze hun kind hebben voorgehouden elk mens met respect te benaderen. Het gaat niet aan om met de beschuldigende vinger naar hen te wijzen.
Tegelijk is de indringende vraag van de ND-hoofdredacteur wel heel relevant. Welk effect hebben ferme uitspraken op de beeldvorming die zich bij mensen, zeker bij jongeren, ontwikkelt over andersdenkenden? Die vraag geldt opvoeders, leerkrachten, politici, ambtsdragers en andere opiniemakers. Maar ze gaat ook mensen aan die tijdens een verjaardag of koffievisite onderuit gezakt op de bank de grootste ‘waarheden’ en stellingen verkondigen. Realiseert men zich wel voldoende wat het effect daarvan is? Vraagt men zich ook wel eens af of dergelijke ‘borrelpraat’ Bijbels gezien door de beugel kan?
Na de preek
Aan het slot van een kerkdienst wordt nogal eens gewaarschuwd of gebeden dat de vogelen des hemels het zaad van het Woord niet moeten wegpikken. Een gevaarlijke vogel is die van predikantenroddel. Zomaar enkele voorbeelden: „Nou, de dominee was vandaag kennelijk niet zo bij zijn hart.” Of: „Je kunt toch wel horen dat het niet zijn vader is” – als de predikant een domineeszoon is. Ieder kan dit uitbreiden met andere voorbeelden. De overdenking van het gepredikte Woord is daarmee op slag voorbij. Men kan overgaan tot de orde van de dag. En de preek is gediskwalificeerd.
Dat laatste is het meest ingrijpend. De verkondigde boodschap is niet overgekomen, heeft het hart niet geraakt. Anders gezegd: het kerkbezoek was tevergeefs.
Maar er is ook een blokkade naar de toekomst opgeworpen, zowel bij de spreker als bij zijn toehoorders. Want de gemaakte opmerkingen op weg naar huis of thuis tijdens de koffie hebben iets suggestiefs. Daarmee wordt de goede naam van de predikant geraakt en dat kan in de toekomst belemmerend werken als men onbevangen wil luisteren.
Wie van een predikant zegt: „Je kunt toch wel horen dat het niet zijn vader is,” wil daarmee feitelijk zeggen dat de vader beter was dan de zoon. Maar is die suggestie gepast? Heel nuchter beschouwd: het is nogal logisch dat de vader en de zoon verschillen. Daar is toch ook niks mis mee? Ze zijn niet alleen uiterlijk verschillend, maar hebben ook onderscheiden gaven gekregen. Daar wil de Heere gebruik van maken.
En wat te denken van de opmerking: „Je kon wel horen dat de dominee niet bij zijn hart was?” Natuurlijk is de bedoeling ervan helder. Maar is in alle eerlijkheid die constatering terecht? Is ze ook relevant? Moet de predikant naar zijn hart of naar Gods Woord spreken? Ook zijn hart is arglistig, zoals de Bijbel zegt. Een predikant is niet geroepen om zijn hart bloot te leggen maar om het Woord van God te verkondigen. Daarin ligt kracht. Het is een welbewuste negatieve kwalificatie als wordt geconstateerd dat een predikant niet bij zijn hart is. Die vaststelling rechtvaardigt ook op geen enkele wijze de conclusie dat de preek niet zoveel was en zeggingskracht miste.
Dergelijke opmerkingen passen dus niet. Ze kunnen beter nooit worden gemaakt, maar zeker niet waar kinderen of jongeren bij zijn. Wie als ouder dat wel doet, ondergraaft het respect dat kinderen moet worden bijgebracht voor ambtsdragers en het knaagt aan het kerkelijk besef dat zich bij jongeren moet ontwikkelen. Woorden hebben ook op langere termijn hun effect.
Vluchtelingen
Terughoudendheid is geboden. Dat geldt voor het spreken over politieke of godsdienstige tegenstanders. Het komt nogal eens voor dat mensen die op bepaalde (kleinere) theologische punten anders denken, geestelijk totaal worden afgeschreven. Ook al beweert men geen oordeel over het hart van die mensen te willen geven, feitelijk doet men dat wel. Wat is dan de conclusie van een kind? Die man is een ketter, dus die is onbekeerd. Kunnen ouderen dat effect van hun woorden ook voor hun rekening nemen?
Hetzelfde geldt voor de gesprekken over de politiek. Dat Haagse plannen scherp worden bekritiseerd, is op zichzelf geen probleem. Dat moet soms ook. Maar hoe vaak wordt niet de persoon van de politicus in diskrediet gebracht in plaats van zijn beleidsvoornemens?
Minister Borst was verantwoordelijk voor wetten die rechtstreeks ingaan tegen Gods geboden. Dat kan niet scherp genoeg worden afgekeurd. Maar dat ze werd gedemoniseerd is niet op grond van de Bijbel te verdedigen. Paulus kon heel scherp zijn over dwaalleraren, over het gedrag van heidenen, maar bij hem stond het behoud van mensen voorop. Wanneer politici als verpersoonlijking van de duivel worden neergezet, moet men het niet vreemd vinden dat jongeren alle respect voor de overheid verliezen. Met alle mogelijke ontsporingen van dien.
In de actuele situatie geldt dit ook de gesprekken over vreemdelingen. Dat hun grote aantal een probleem vormt, is buiten discussie. Dat de opmars van de islam (die samenhangt met de komst van vluchtelingen) zorgen geeft, hoeft geen betoog. Dat mag en moet ook worden benoemd. Terecht wordt geprobeerd de vluchtelingenstroom in te perken. Maar de woorden waarmee dat gebeurt, moeten wel passend zijn. Wie als ouder over vreemdelingen spreekt als minderwaardige schepselen, moet er niet vreemd van opkijken dat jongeren rechts-radicale ideeën najagen en meedoen aan protestacties. Die moet ook niet mopperen als hij gebeld wordt dat zoonlief op politiebureau vastzit wegens het relschoppen. Ook hier geldt: wie wind zaait, zal storm oogsten.
Binnen reformatorische kring wordt soms meesmuilend gedaan over oproepen tot respect. „Onder die dekmantel wordt tegenwoordig alles goedgepraat”, wordt dan wel gezegd. Gesteld dat dit waar is, dan is dat nog geen rechtvaardiging om de medemens –schepsel van God!– respectloos te benaderen. De plicht en het pleidooi om respectvol te zijn, moeten christenen niet uit handen geven.
Respect betonen en het goede gerucht verspreiden is een Bijbelse opdracht. De Westminster Catechismus is daar bij de uitleg van het negende gebod heel helder over. In antwoord op vraag 144 zegt die dat dit gebod verplicht tot „een menslievende achting voor onze naasten door hun goede naam lief te hebben, die te wensen en ons erin te verheugen, ons te bedroeven over hun zwakheden en die te bedekken; het openlijk erkennen van hun gaven en talenten, het verdedigen van hun onschuld, een bereidwillig aanvaarden van goede berichten over hen en onwilligheid om slechte dingen over hen aan te horen.”
Misschien bij de koffie toch nog maar even nadenken wat men zegt en vooral hoe men het zegt. Het luistert nauw. Een kleine uitglijder kan op langere termijn tot grote ontsporingen leiden.