Binnenland

Ex-burgemeester Dekker: Ik kon alleen maar naar boven kijken

Een geboren politicus van het ouderwetse soort. Wilke Dekker (61) was acht jaar CDA-raadslid en twaalf jaar wethouder in Ede. Daarna zette het burgemeesterschap van Renswoude de kroon op zijn werk. In februari 2014 leek een hersenbloeding aan alles een eind te maken. „Ik kon niets meer. Alleen maar naar boven kijken.”

Wim van Egdom

6 February 2016 10:29Gewijzigd op 16 November 2020 01:15
Dekker. Beeld Niek Stam
Dekker. Beeld Niek Stam

Niemand had durven hopen dat hij weer zodanig zou herstellen dat hij weer kan lopen en praten. Het eerste met een stok, het tweede soms nog zoekend naar woorden. Maar Dekker zit weer in de stoel in zijn geliefde tuinhuisje. Nou ja, een tuinhuisje kun je deze van alle gemakken voorziene bergchalet, gebouwd naar Oostenrijks voorbeeld, eigenlijk niet noemen. Het vuur laait hoog op in de zwarte kachel. En het uitzicht op de grote tuin is schitterend.

Hij begroet zijn gasten met zijn linkerhand omdat de rechterarm niet wil zoals Dekker wil. Maar hij doet het met een gratie die in de verste verte geen handicap doet vermoeden. Het is Dekker ten voeten uit.

Hier, in deze berghut, ontving hij de afgelopen jaren tal van burgers. Mensen met problemen, die om advies bij de wethouder langskwamen. „Vriendelijk, maar nooit amicaal”, omschrijft hij die bezoeken. „Want aan amicaliteit hebben de mensen niets. Dat heeft geen inhoud.”

In de twaalf jaren dat wethouder Dekker de belangen van de Edese burgers behartigde, werd hij een geziene figuur in de Veluwse gemeente. Een voorlichter had hij niet. „Ik praatte zelf met de mensen, en bij de pers liep ik gewoon binnen. De journalisten wisten wat er speelde. En als er problemen waren, dan wisten ze me te vinden.”

Na drie periodes wethouderschap kondigde Dekker zijn afscheid aan. Hij glimlacht als hij vertelt hoe graag zijn partij hem op de bestuurdersstoel wilde houden. „Maar ik ben van mening dat je op het hoogtepunt weg moet gaan. Anders kan het zomaar zijn dat het te laat is om op een goede manier afscheid te nemen.”

Wilke Dekker nam weer plaats in de raad van Ede. „Daar had ik volstrekt geen moeite mee.”

Over een carrière praat hij niet graag. „Een politicus moet dienen. Dat is zijn taak.”

Vindt u dat politici tegenwoordig te veel op de eigen carrière zijn gericht?

„Ik ga niet natrappen. Geen sprake van. Maar er zijn wel bestuurders die vooral aan die eigen carrière denken. En dat is voor niemand goed.”

U had de kans ooit in de Tweede Kamer plaats te nemen, maar u koos voor Ede.

„Dat werd me toen niet erg in dank afgenomen. Maar ik vond dat ik het Ede verplicht was te blijven en heb netjes een vervanger voor de Kamer gezocht. Ik heb er nooit spijt van gehad.”

Na uw wethouderschap kon u niet lang genieten van het raadslidmaatschap.

„Ze hadden me nodig als interim-burgemeester in Renswoude. Vervolgens heb ik gesolliciteerd en ben ik benoemd tot burgemeester. Schitterend werk.”

U ging van een grote Gelderse gemeente met meer dan 100.000 inwoners naar een kleine Utrechtse gemeente met nog geen 5000 inwoners.

„Het gaat altijd om de mensen, de inwoners. Niet om de grootte van de gemeente of om de provincie waarin die gemeente ligt. Trouwens, de inwoners van Ede en Renswoude hebben dezelfde inslag. En bij dat slag mensen voel ik me thuis.”

En toen werd u getroffen door een hersenbloeding.

„Het was op vrijdag 28 februari 2014. Ik kwam thuis van m’n werk op het gemeente­huis en toen was het er. Ik kon niet meer uit m’n woorden komen en begon te brabbelen. M’n vrouw was erbij en die heeft snel de dokter gebeld. Als ik dit iets eerder in het gemeentehuis had gekregen, waar ik alleen was, had ik het niet overleefd.”

In het ziekenhuis werd ik opgenomen onder een andere naam, omdat op dat moment in de gemeente Renswoude een conflict speelde met een persoon die mogelijk gewelddadig kon worden. Het is trouwens goed gekomen tussen ons. Gelukkig. Maar toen speelde het conflict nog. In één moment was ik alles kwijt. Ik kon niet meer praten, niet meer bewegen. Ik kon alleen maar naar boven kijken.”

Hij pauzeert even, terwijl hij door het raam in de verte staart. „Ik heb daar lang zo gelegen. De prognose was slecht, ze dachten dat ik ging sterven. En dat dacht ikzelf ook. En het was goed. Ik kon niets meer en ik hoefde niets meer. Het was alle­maal klaar.

Het klinkt erg hoogmoedig om te zeggen, maar zo bedoel ik het niet, maar ik heb door een kier in de hemel mogen kijken. En wat ik daar zag… Ongelooflijk. De rust, het… Ik kan het niet onder woorden brengen. Nog steeds niet. Maar het was zó goed. Ik heb ervaren dat de Heere God er is voor iedereen die in Hem gelooft.”

Hij maakt een wegwerpgebaar met z’n hand. „Al die kerkjes van ons, het is allemaal onbelangrijk. Dat gevoel is er geruime tijd geweest. Nee, het was echt geen hallucinatie. Die duurt niet zo lang.

Toen ik daar zo lag, heb ik weleens tegen God gezegd: „Bent U soms vergeten me te komen halen?”

Maar ik moest terug. Terug naar het leven. Terug naar de aarde. En ik was zo los van alles. Begrijp me goed: ik houd ontzettend veel van m’n vrouw en m’n kinderen. Dat is het niet. Maar ik was er los van. En om dan terug te moeten, dat is ook bijna niet in woorden te vatten.”

Wat was het ergste aan dat terug moeten?

„Het ontbreken van privacy vond ik erg, maar vooral de ontzettende eenzaamheid. Het met niemand kunnen praten over wat je voelde en meemaakte. Over wat je gezien had. Want dat begrijpt iemand die het niet heeft meegemaakt niet. Daarbij kon ik niet uit m’n woorden komen. Een straf voor iemand die altijd gepraat en verteld heeft. En alles zonder papier, hè? Uit het hoofd. En dan heb je de verhalen in je hoofd, maar ze komen er niet meer uit. Vreselijk.

Mijn vrouw en m’n familie waren ontzettend trouw. Die waren er iedere dag, maar ’s avonds om halftien moesten ze weg. En dan was er in dat grote gebouw helemaal niemand met wie ik gevoelens kon delen. Ook niet toen ik mezelf weer enigszins verstaanbaar kon maken. Eén verpleegster heeft in die tijd, buiten haar werktijd om, uren aan m’n bed gezeten. Ik weet niet hoe en wat, maar zij begreep me. Helemaal.”

U moest revalideren.

„Ik revalideer nog steeds. Maar in het begin was dat heel zwaar. De prognoses waren slecht. Ik zou bijvoorbeeld nooit meer de rolstoel uitkomen, volgens de artsen. Gelukkig hebben ze het op dat punt niet goed gehad en kan ik weer lopen. En ook praten, al vind ik het soms verschrikkelijk dat ik niet de goede woorden kan vinden. Maar gelukkig weet m’n vrouw vrijwel altijd wat ik zeggen wil en maakt zij de zinnen af als dat echt nodig is.”

Ondanks dat u zo vooruitgaat, hebt u toch besloten uw burgemeestersambt met ingang van deze maand neer te leggen.

„Dat was een moeilijke beslissing, maar een juiste. Een besluit ook dat in het belang is van Renswoude. Daar hebben ze een burge­meester nodig die goed functioneert. En voor mij is het ook beter zo. Dat voel ik en dat weet ik.”

Als u terugkijkt op uw lange bestuurlijke periode in Ede, wat springt er voor u dan uit?

„Ach, zo veel. Ik kan niet zomaar wat noemen. Nou ja, misschien toch wel. Ik heb weleens gekscherend gezegd dat overal waar ik kom, kerken worden gebouwd. In Ede, in Lunteren, in Harskamp. En in Renswoude is onlangs een christelijke gereformeerde kerk geïnstitueerd.

In Ede waren best weleens problemen met het bouwen van een kerk. Maar we zijn er altijd uitgekomen. Daar stelde ik een eer in.

Vrijwel alle predikanten die intrede deden in de gemeente, ook in de dorpskernen die tot Ede behoren, heb ik toegesproken.”

Hij begint te lachen. „Eén keer moest ik me zo haasten naar een intrededienst dat ik m’n psalmboek vergeten was. Maar één blik op het psalmbord maakte me duidelijk dat ik alle psalmen uit m’n hoofd kende.

Na de dienst gaf ik de predikant een hand en die zei: „We dachten dat er een CDA-wethouder zou komen.”

Ik zei: „Dat klopt, dat ben ik.”

„Maar u zong alle psalmen uit het hoofd mee”, zei hij. Waarna z’n vrouw de hand voor haar mond sloeg en uitriep: „O, wat moet je toch oppassen met wat je zegt.””

U komt uit een hervormd nest.

„Absoluut. Een oerhervormd-gereformeerd nest met een bevindelijke inslag. Dat laatste gold met name voor mijn moeder. Ik ben nu lid van de hervormde gemeente in Renswoude. In hervormd Lunteren was ik vele tientallen jaren zondagsschoolmeester. Vertellen was de lust van m’n leven. Altijd al.

Ik denk als het over het geestelijke gaat ook met zeer veel waardering terug aan mijn schoonvader, de CDA-politicus Gerard van Leijenhorst. Die is voor mij een voorbeeld geweest. Ook in de manier waarop hij politiek bedreef. Hij was benaderbaar, aanraakbaar. Dat vond ik bijzonder. Met hem heb ik op zondagen heel veel gewandeld en dan praatten we altijd na over de preek. En hij zei dan een kort zinnetje en probeerde me zo aan het praten te krijgen. Hij lokte me uit de tent. Dat vergeet ik niet meer.”

Hoe ben je een benaderbaar politicus?

„Door er voor mensen te zijn. Aanspreekbaar. Ze moeten je weten te vinden. En zelf moet je het gesprek zoeken als er problemen zijn. En dat gesprek moet je niet anderen laten voeren, dat moet je zélf doen.

Als er in Ede wat was met een boer, dan liet ik een secretaresse geen afspraak maken ergens aan het einde van de middag. Nee, dan stapte ik om negen uur ’s avonds bij hem binnen. Als het werk klaar was en hij tijd had om te praten. En dan trok ik vaak ook nog m’n laarzen aan. Want zo’n boer zit natuurlijk niet in z’n nette pak in de woonkamer als het werk gedaan is. Door je aan te passen, laat je zien dat je op hetzelfde niveau staat. Toon je respect voor de ander. Het lijkt zo simpel, maar het is zo belangrijk.

Natuurlijk kon ik niet aan alle wensen van iedereen tegemoetkomen. Maar als ik wegging, zei ik vaak: Ik doe niet alleen m’n best voor u, maar ik doe m’n úíterste best. Dat schept een band.”

De raad van Ede kent een grote fractie van de SGP. Hoe was uw verhouding daarmee?

„Goed. Ik heb altijd geprobeerd om ze bij de collegeonderhandelingen te betrekken. Toen ik zelf geen wethouder meer was, is het me gelukt om ze bij het college te krijgen. Daar was ik ontzettend blij mee. En het speet me tijdens m’n eigen wethouderschap dat het toen niet lukte.”

Hoe ziet u de toekomst?

„Ik ben nog steeds aan het revalideren. Dat kost heel veel tijd en heel veel inspanning.

Als de tijd er rijp voor is, hoop ik hier, in dit tuinhuis, nog een soort adviesrol te kunnen vervullen voor mensen. Want je doet in die jaren in het openbaar bestuur veel ervaring op. En die wil ik gebruiken. Daarbij houd ik van mensen, van praten. Het lijkt me geweldig als ze me weten te vinden en hier een bak koffie komen drinken. Dat we samen praten kunnen. Ook over wat er gebeurd is tijdens m’n ziekte. Dat zie ook als m’n opdracht. Om daarvan te getuigen.”


Levensloop Wilke Dekker

Willem Jurriaan (Wilke) Dekker werd in 1990 gemeente­raadslid voor het CDA in Ede. Hij werkte bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor hij in 1998 in Ede wethouder werd. Hij bleef dat tot 2010 en nam daarna weer zitting in de raad. Op 1 juni 2011 werd hij benoemd tot waarnemend burgemeester van Renswoude en met ingang van 17 januari 2012 werd hij tot burgemeester benoemd.

Op 28 februari 2014 werd Dekker getroffen door een hersenbloeding. Per 
1 februari is hij daarom teruggetreden als burgemeester. Vrijdag nam hij officieel afscheid.

Dekker is getrouwd en is vader van drie kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer