Drie jaar cel voor minderjarige in zaak–Joos
De rechtbank in Amsterdam heeft vrijdag de 17–jarige verdachte Said B. veroordeeld tot drie jaar celstraf. Volgens de rechter is hij begonnen met het geweld tegen Anja Joos op 6 oktober op het Gerard Douplein in de Amsterdamse Pijp. De 43–jarige vrouw werd zo hard geschopt dat ze korte tijd later in het ziekenhuis overleed.
B. heeft een cruciale rol gespeeld door de trap te geven waardoor Joos op de grond viel. De 19–jarige Mohamed G. kreeg achttien maanden celstraf opgelegd. De rechter acht hem schuldig aan het geven van twee schoppen aan Joos. G. werd gezien als hoofdverdachte omdat hij het meeste geweld had gebruikt, maar hij kreeg een lagere straf dan medeverdachte B.
De rechtbank wilde G. een hogere straf opleggen, maar zei dat niet te kunnen door de formulering van de tenlastelegging door justitie. Het Openbaar Ministerie dacht dat doodslag bewezen kon worden, maar de rechtbank achtte in de zaak–G. alleen openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel bewezen.
De rechtbank meende niet tot een ander oordeel te kunnen komen, wegens de opbouw van de aanklacht tegen G. De rechter oordeelde dat zware mishandeling ook kon worden bewezen, maar dit stond lager in de tenlastelegging van het OM dan openlijke geweldpleging. Deze was anders dan de aanklacht tegen Said B. en de andere verdachten.
„De keuze van het OM maakte dit vonnis onontkoombaar", aldus rechter N. Schimmel. Het vonnis voor G. is volgens de rechtbank maatschappelijk „hoogst onbevredigend" en „is aan niet–juristen niet uit te leggen." De officier van justitie eiste zeven jaar cel tegen G. en drie jaar tegen B.
Persofficier van justitie D. Kruimel liet na afloop van de uitspraak weten dat het Openbaar Ministerie (OM) hoger beroep aantekent in de zaak tegen Mohamed G. Zij vindt dat de rechtbank de zaak–G. te formeel heeft beoordeeld. Het OM treft geen blaam, vindt Kruimel. In de hoger beroepzaak kan justitie de aanklacht overigens wijzigen. De beslissing daarover is voorbehouden aan de aanklager in hoger beroep, de advocaat–generaal.
Twee verdachten werden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Vier anderen werden veroordeeld tot celstraffen van negen tot twaalf maanden. Deze vier jongens hebben zich volgens de rechtbank schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, hoewel ze zelf geen fysiek geweld gebruikten. Zij liepen mee met de groep die Joos achtervolgde, schreeuwden en joelden. Door hun gedrag kwamen B. en G. tot hun geweldsdaden.
De rechtbank hekelde dat de jongens geen spijt hadden betuigd en zichzelf in de media een slachtofferrol gaven. De advocaten van deze verdachten hadden om vrijspraak gevraagd wegens gebrek aan bewijs. Justitie eiste een jaar cel tegen de zes verdachten die weliswaar zelf niet schopten, maar wel meeliepen.
Winkelpersoneel en andere jongeren achtervolgden Joos, omdat ze dachten dat de vrouw een blikje bier had gestolen bij een filiaal van Dirk van den Broek. Dat bleek niet het geval te zijn. Joos, die drugs gebruikte en besmet was met het hiv–virus, stierf door inwendige bloedingen en een gescheurde milt. De oorspronkelijk uit Duitsland afkomstige Joos werd in Amsterdam herdacht met een stille tocht, waaraan circa duizend mensen deelnamen.