Onderzoek: Abortuskliniek soms te snel in beeld
DEN HAAG. Huisartsen verwijzen vrouwen die zeggen een abortus te willen, maar daarover hun twijfels uiten en hulp willen rondom de besluitvorming, doorgaans naar de abortuskliniek.
Dat lijkt erop te wijzen dat artsen niet goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden aan hulpverlening. Onderzoekers van de Universiteit Utrecht concluderen dat in het rapport ”Besluitvorming rondom ongewenste zwangerschap” dat minister Schippers (VWS) dinsdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
De onderzoekers spraken met 122 ongepland zwangere vrouwen. Van hen droegen er veertig de zwangerschap uit, 82 vrouwen kozen voor abortus. Van deze 82 kwamen er dertig pas na een periode van matige tot hevige twijfel tot dat besluit.
De onderzoekers noemen het opvallend dat slechts een minderheid van de twijfelende vrouwen na het eerste contact met de huisarts verdere professionele hulp zocht. Slechts „een klein aantal” twijfelende vrouwen kwam volgens het rapport terecht bij hulpinstantie Fiom, en dat gebeurde zelden via de huisarts. „Als huisartsen een vrouw doorverwezen voor verdere hulp bij de besluitvorming was dat meestal naar de abortuskliniek”, aldus het onderzoek.
Geen van de geïnterviewde vrouwen zegt overigens in de abortuskliniek druk te hebben ervaren van het personeel om de zwangerschap te laten beëindigen. Van de twijfelende vrouwen gaf een „ruime meerderheid” achteraf aan abortus te beschouwen als de juiste keus. Een „kleine minderheid” kreeg daarentegen achteraf te maken met spijtgevoelens. Meerdere factoren speelden daarbij een rol, onder meer een door de vrouw ervaren druk van de verwekker of van haar ouders om een abortus te laten uitvoeren.
Een „klein aantal” van de twijfelende vrouwen heeft na de abortus professionele hulp gezocht.
Volgens CU-Tweede Kamerlid Dik-Faber moeten vrouwen alleen terecht kunnen bij een kliniek nadat ze hun keus voor abortus aantoonbaar hebben doorgesproken met deskundigen, zoals bijvoorbeeld hulpverleners van Fiom of Siriz. Dat huisartsen ongepland zwangere vrouwen soms meteen verwijzen naar een kliniek noemt Dik „zorgelijk.”
SGP-fractievoorzitter Van der Staaij noemt deze handelwijze verbazingwekkend. „Juist in zulke situaties ligt het voor de hand te verwijzen naar een onafhankelijke hulpverleningsinstantie waar ook eventuele alternatieven voor abortus naar voren komen.” Van der Staaij pleit er verder voor om de verwekker van een kind en de ouders van de vrouw beter te betrekken bij de voorlichting.
Het Utrechtse onderzoeksrapport dateert al van 2012, maar volgens minister Schippers (VWS) kwamen haar ambtenaren het pas dinsdag tegen. „Het raakt aan een belangrijk onderwerp van mijn beleidsterrein, namelijk een zorgvuldige uitvoering van zwangerschapsafbreking. Om die reden zend ik dit rapport nu onverwijld aan u toe”, aldus Schippers.