„COA-cijfers geen bewijs testosteronbommen”
UTRECHT (ANP). Uit de zedencijfers van het COA kan niet worden afgeleid dat de Nederlandse asielzoekerscentra worden bevolkt door ‘testosteronbommen’. Met circa 1,5 zedenmelding per duizend asielzoekers scoren de azc’s wel bijna drie keer zo hoog als het gemiddelde onder de Nederlandse bevolking (0,5 melding per 1000 inwoners), maar die afwijking is onvoldoende om harde negatieve conclusies te trekken.
Dat stelt forensisch psycholoog Wineke Smid, voorzitter van NL-ATSA, de Nederlandse vereniging voor preventie van zedendelicten en werkzaam bij De Forensische Zorgspecialisten. „Er wordt beweerd dat de azc’s vol zitten met testosteronbommen en dat asielzoekers massaal betrokken zijn bij zedenmisdrijven, maar dat blijkt niet uit deze cijfers”, zegt zij.
Smid reageert daarmee op criminaliteitscijfers van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), die staatssecretaris Klaas Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) zaterdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De politie registreerde vorig jaar onder meer 55 zedenzaken die speelden rond opvanglocaties voor asielzoekers. „Deze COA-cijfers geven geen aanleiding om groepen vanuit de onderbuik weg te zetten.”
Vorig jaar groeide het aantal bewoners van azc’s van ruim 24.000 op 1 januari tot 47.000 op 31 december, blijkt uit de cijfers van het COA. Gerekend naar een gemiddelde jaarbezetting van rond de 35.000 komt Smid uit op 1,5 melding per duizend asielzoekers. Het gemiddelde voor de Nederlandse bevolking (allochtoon en autochtoon) ligt op ongeveer een half promille. Volgens haar „zijn in de rest van Nederland ook wel buurten te vinden die statistisch gezien dat promillage benaderen”. Omdat veel zedendelicten niet gemeld worden, liggen de absolute aantallen volgens Smid in beide gevallen zeker hoger.
Smid vindt het moeilijk de meldingen in azc’s te typeren in termen als „veel” of „weinig”. „Er is in azc’s sprake van verhoogde risico’s. Er zitten relatief veel jonge mannen tussen 25 en 35 jaar, ze hebben weinig bezigheden en in hun cultuur is soms sprake van vrouwvijandigheid. Dat zijn bekende risicofactoren voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. Als je dat in ogenschouw neemt, vind ik de oververtegenwoordiging van zedendelicten in azc’s niet extreem.”