Paulus’ boeken
Romeinen 7:22
„Want ik heb een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens.”
Ik greep gretig naar de eerwaardige Schriften van Uw Geest, en bovenal naar die van de apostel Paulus en al de moeilijkheden verdwenen die ik eens had, toen het mij scheen dat de inhoud van zijn woorden met zichzelf in tegenspraak was en niet overeenstemde met de getuigenissen van de Wet en van de profeten. De heilige uitspraken deden zich aan mij voor als van één en hetzelfde karakter en ik leerde mij verheugen met beving.
Ik begon, en vond, dat al het ware dat ik daar, in die andere boeken, gelezen had, ook hier gezegd werd, met een heenwijzen naar Uw genade. Opdat wie ziet, niet zou roemen alsof hij niet ontvangen had niet alleen wat hij ziet, maar ook dat hij ziet –want wat heeft hij, dat hij niet ontvangen heeft?– en opdat hij niet alleen vermaand wordt U te zien Die steeds Dezelfde bent, maar ook genezen wordt, opdat hij U kan vasthouden. Opdat wie van verre niet zien kan, toch de weg wandelt die hij moet gaan om te komen en te zien en vast te houden. Want ofschoon iemand vermaak heeft in de wet Gods naar de inwendige mens, wat zal hij doen met die andere wet, die in zijn leden strijdt tegen de wet zijns gemoeds en hem gevangenneemt onder de wet van de zonde, die in zijn leden is?
Aurelius Augustinus, bisschop te Hippo
(”Belijdenissen”, 398)