VU-studenten pleegden verzet in Tweede Wereldoorlog vanuit een diep geloof
AMSTERDAM. Studenten van de Vrije Universiteit verzetten zich in de oorlog tegen de Duitse bezetter vanuit een diep beleefd geloof, zegt drs. Wim Berkelaar.
„Toestand niet mooi, doch ik hou moed en vertrouw op God.” Die woorden schreef Kees Chardon aan zijn familie in 1944 vanuit de strafgevangenis in Scheveningen – een gevangenis die met wrange ironie de bijnaam het Oranjehotel had gekregen. Wim Berkelaar, medewerker van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme, sprak vandaag tijdens het Holocaust Memorial Day-programma van de VU over het studentenverzet van de VU in de Tweede Wereldoorlog.
Wat was de motivatie van VU-studenten om in verzet te gaan tegen de Jodenvervolging? Het blijkt dat ze dat vaak als christenplicht voelden. Ook kwamen ze in opstand door hun rechtvaardigheidsgevoel, blijkt uit onderzoek van Berkelaar.
Vertrouwen
Uit de geciteerde brief van Chardon spreekt een groot godsvertrouwen dat alle VU-studenten in het verzet kenmerkte, aldus Berkelaar vandaag. „Chardon zat er gevangen vanwege grootschalige hulp aan vervolgde Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de woorden komt veel van de motivatie tot uitdrukking die studenten aan de Vrije Universiteit dreef bij hun verzet tegen de Duitse bezetter en hun hulp aan vervolgde Joden. Ze verwierpen de bezetting en stelden zich teweer tegen de harde repressie met de moed, soms zelfs overmoed en onbezonnenheid die jonge mensen kan kenmerken. Het verzet aan de Vrije Universiteit werd daarbij gedreven door een motivatie die wij anno 2016 niet meer zo kennen: een vast vertrouwen op God.”
Chardon stierf op 16 april 1945 aan zijn ontberingen in een Duits kamp. Ook andere VU-studenten, zoals de groep rond Trouw, betaalden een hoge prijs.
Berkelaar neemt dan ook afstand van een bekende cynische zin in Willem Frederik Hermans’ roman ”De donkere kamer van Damocles”: „Wat is een held? Iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest.”
Berkelaar: „Deze woorden zijn niet alleen te cynisch maar ook onjuist. Te cynisch, want de VU-studenten betaalden met hun leven, waren dus niet „straffeloos onvoorzichtig” en kunnen wel degelijk als helden worden beschouwd. En zijn definitie van een held is bovendien onjuist: een held was niet zomaar „straffeloos onvoorzichtig”, het was iemand die zijn leven onbaatzuchtig inzette tegen de Duitse bezetter en voor hulp aan Joden. Voor de hier besproken VU-studenten gold dat ze dat deden vanuit diepgewortelde christelijke idealen. Zij kunnen, of ze de oorlog nu overleefden of niet, zonder enige aarzeling of cynisme als helden worden betiteld.”
Anti-judaïsme
Berkelaar liet vandaag zien dat onder gereformeerden, ondanks verzet, ook wel anti-joodse opvattingen leefden. De Joden mochten dan „Gods volk” zijn, ze werden ook als „Christusmoordernaars” beschouwd. „Maar dit christelijke anti-judaïsme is nog iets anders het hardvochtige antisemitisme van de nazi’s, dat op systematische verdrijving en uiteindelijk massamoord was gericht. (…).
De gereformeerde ambivalentie tegenover de Joden zou tijdens de oorlog niet verdwijnen. Maar gereformeerden beschouwden Joden in meerderheid wel als „Gods volk” en dat volk verdiende uiteindelijk bescherming.”