Aanpassen móét
Critici werpen hem wel voor de voeten dat hij niet weet waarover hij praat. Dan dagen ze hem uit eens kennis met een gekleurde wijk te komen maken. Zijn reactie: „Ik woon zelf midden in de multiculturele samenleving.” Hij wijst vanuit zijn huis in de Amsterdamse Pijp naar buiten. „Ik denk dat de komst van migranten onze horizon kan verruimen. Ik pleit alleen voor een bewuste verbinding van het culturele erfgoed met een open houding tegenover andere culturen.”
Op een steenworp afstand van zijn woning, een voormalig bordeel dat is omgetoverd tot een statig pand met veel allure, is het dagelijks een komen en gaan van gehoofddoekte vrouwen van mediterrane afkomst. Paul Scheffer woont vlak bij de Albert Cuypmarkt en hoeft zijn neus maar om de hoek van de deur te steken om een bonte verscheidenheid aan nationaliteiten te ontmoeten.
Dat stemt tot nadenken. Zo liep hij tegen vragen aan over de scheiding tussen zwarte en witte scholen. Hij werd daarmee nadrukkelijk geconfronteerd bij de schoolkeuze voor zijn dochter.
Dat hij vier jaar geleden zijn veelbesproken "Het multiculturele drama” in NRC Handelsblad publiceerde, had ook te maken met zijn wetenschappelijk werk. In onderzoeksrapporten kwam hij tegen dat er een generatie allochtonen opgroeide die op alle mogelijke terreinen op achterstand bleef. Daar was naar zijn idee veel te weinig aandacht voor.
De publicatie sloeg in als een bom en maakte in brede kring de tongen en pennen los. In de Tweede Kamer werd er twee dagen lang over gedebatteerd. Anno 2004 ijlt de echo nog na.
Benoemd
Vier jaar later stelt hij vast dat er veel is veranderd: De problemen worden benoemd en er is een levendig maatschappelijk debat waarin ook steeds meer migranten zich mengen. Wel constateert hij dat nog steeds niet duidelijk is wat onder het begrip integratie moet worden verstaan. Als het aan hem had gelegen, zou er een wetenschappelijk debat worden gevoerd met als doel preciezere inhoud te geven aan dat begrip.
Een goed voorbeeld van de verwarring op dit terrein vindt hij het rapport van de commissie-Blok. Die onderzocht vorig jaar in opdracht van de Tweede Kamer wat er van het integratiebeleid terecht was gekomen. De conclusie luidde dat het in de praktijk allemaal wel meeviel. De integratie kon met enige welwillendheid best geslaagd genoemd worden.
Scheffer heeft er met verwondering kennis van genomen. „De commissie hanteert een brede omschrijving van het begrip integratie waar ik op zich wel mee kan leven. Ze legt de nadruk op drie elementen van integratie: het inlopen van achterstanden op gebieden als onderwijs en werk. Verder schrijft de commissie letterlijk dat integratie is geslaagd wanneer „gangbare waarden, normen en gedragspatronen worden gerespecteerd.” Ten slotte benadrukt ze dat integratie een wederkerig proces is. Integratie is pas geslaagd als allochtone Nederlanders migranten als een min of meer vanzelfsprekend deel van de samenleving zien.”
„Welnu, de commissie zegt: Voor veel migranten is de integratie geslaagd. Maar ze heeft alleen gekeken naar een van de deelterreinen, namelijk: hoe doen allochtonen het op de arbeidsmarkt, hoe doen ze het in het onderwijs? Ze heeft niet gekeken naar de normatieve kant van integratie en ook niet naar de houding van autochtonen, die er de laatste jaren bepaald niet welwillender op is geworden. Hoe kan ze dan tot zo’n algemene conclusie komen dat de integratie overwegend een succes is?”
Eisen
Scheffer -tegenwoordig bijzonder hoogleraar grootstedelijke problematiek- bepleit een definitie van integratie die meerdere dimensies omvat. Wil de samenleving niet in subculturen uiteenvallen, dan is het volgens hem onontkoombaar eisen aan nieuwkomers te stellen, bijvoorbeeld waar het gaat om het verwerven van de Nederlandse nationaliteit. „Dat doen alle immigratielanden.”
Hij vindt dat ons land daar „ongelooflijk nonchalant” mee is omgegaan. Tot nu toe was het de gewoonste zaak van de wereld dat migranten Nederlander konden worden als ze hier drie jaar waren.
„Ik was laatst op de luchthaven van Istanbul om terug te vliegen naar Nederland toen ik om me heen Turkse mannen en vrouwen zag van wie er niet één Nederlands sprak. Maar dat waren wel mijn landgenoten: ze hadden allemaal een Nederlands paspoort in de hand. Eigenlijk voelde ik me een beetje bekocht.”
In Engeland en Canada hebben ze dat volgens hem beter begrepen. Daar moeten nieuwkomers eerst een examen citizenship (burgerschap) afleggen. Vervolgens heeft een ceremonie plaats waarbij trouw aan de Engelse wetten wordt gezworen.
„Ik zou sterk voorstander zijn van zo’n systeem”, zegt Scheffer. ”Als we niet een gemeenschappelijke basis hebben, voelt niemand zich verantwoordel ijk. Natuurlijk heeft iedereen zijn individuele leven met alle culturele verschillen die erbij horen. Dat is een gegeven in een open samenleving. Daar heb ik het woord multicultureel niet voor nodig. Maar om het met elkaar met al die verschillen uit te houden, moeten we een paar dingen gemeenschappelijk hebben.”
Hij erkent dat het formuleren van een grootste gemene deler ingewikkeld is. „Daarom zullen we terug moeten naar waar we vandaan komen. Van onze geschiedenis kunnen we veel leren. Dat is geen misplaatste nostalgie. De geschiedenis is een leerschool die duidelijk maakt hoe kwetsbaar een open samenleving is. Hoe vaak hebben we zelf bijvoorbeeld in ons koloniale verleden inbreuk gemaakt op de normen die we nu aan anderen voorhouden?”
Breuk
Een consequent multiculturalisme leidt volgens hem tot een breuk met het verleden. Een goed voorbeeld daarvan vindt hij de strijd over de zondag als rustdag. „Ik ben zelf helemaal niet gelovig, maar dat standpunt deel ik. De zondag is een gezamenlijk rustpunt in de hectiek van deze samenleving. Ik bepleit zo’n gemeenschappelijke dag. Als je iedere groepering haar eigen rustdag geeft, dan kiest de een voor vrijdag, de ander voor de zaterdag, een derde voor de zondag en een vierde voor helemaal niets. Sommigen spreekt dat aan. We leven volgens hen in een geïndividualiseerde samenleving en zijn onderdeel van de grote wereld. Maar het is juist belangrijk dat we een paar dingen delen.”
Volgens de voorstanders van de multiculturele samenleving zou iedere nieuwkomer met behoud van de eigen cultuur kunnen integreren. Scheffer betwist dat: „Dan misken je dat de 1 miljoen moslims in ons land uit een cultuur komen waarin de islam een meerderheidsgodsdienst is. Moslims zullen moeten leren omgaan met het gegeven van een samenleving waarin ze anderen, religieus of niet-religieus, dienen te respecteren.”
Een probleem vormt daarbij voor Scheffer de vrijheid van onderwijs, neergelegd in artikel 23 van de Grondwet. Ook moslims kunnen met een beroep op die vrijheid eigen scholen stichten, waar ze vervolgens die eigen (meerderheids)cultuur kunnen koesteren.
„Juist vanwege de diverse religies kennen wij de scheiding tussen kerk en staat. Als wij moslims dat voorhouden, zullen we dat principe zelf moeten naleven. Dat dwingt ons na te denken over artikel 23, want dat staat op gespannen voet met de idee van de neutrale staat.”
Open debat
Hij zou een open debat over de onderwijsvrijheid toejuichen om na te gaan of het nog wel nodig is dat iedere geestelijke stroming zijn eigen scholen kan stichten. „Mijn dochter zit op een katholieke school, hoewel wij zelf niet katholiek zijn. Ze krijgt wel les over het katholicisme maar ook over de islam en andere religies. Zo zou het op een openbare school ook moeten, vind ik, omdat religies een belangrijk deel van onze cultuurgeschiedenis zijn. Wat is dan nog het specifieke van een bijzondere school?”
Daar staat tegenover dat bijzondere (lees: christelijke) scholen nooit problemen hebben gegeven. Dan komen er moslimscholen en vervolgens dreigen bijzondere scholen te worden geslachtofferd.
„Daar ben ik nog niet uit. Ik stel wel vast dat we via artikel 23 de moslimgemeenschap de gelegenheid bieden haar eigen subcultuur in stand te houden. Hun scholen dreigen gevangenissen van achterstand te worden, zoals Balkenende terecht zei. Het zijn ook vaak scholen met één etniciteit. Dat is nooit de bedoeling van artikel 23 geweest. Maar we zijn wel gehouden aan rechtsgelijkheid. Wat Bolkestein voorstelde, moslimscholen niet verbieden maar wel vermijden, dat kan niet.”
Hoe zijn afweging uiteindelijk uitpakt, hangt ook af van de vraag hoe de islam in ons land zich ontwikkelt. „Zet de democratisering in de moslimgemeenschap door en willen moslims deel uitmaken van het grotere geheel of blijven er grote groepen steken in isolement met een gevoel van miskenning? De meesten van de eerste generatie komen van het platteland met een dominante moslimcultuur en wonen nu in een moderne stad in een liberale en seculiere (niet-religieuze) omgeving. Dat geeft vanzelfsprekend spanningen. Integratie zal zeker niet zonder slag of stoot gaan.”
Hij hoopt dat het autochtone deel van de bevolking met die spanningen weet om te gaan. Van groot belang is in zijn beleving het maken van onderscheid tussen een defensieve en een offensieve houding binnen de traditionele islam. „Veel traditionele moslims zetten zich af tegen de moderne samenleving, omdat die bedreigend is voor de eigen cultuur. Dat is begrijpelijk. We dienen over zaken als eerwraak en besnijdenis duidelijk zijn, daar gelden wettelijke verboden. Maar andere cultuuruitingen, zoals het dragen van een hoofddoek, zullen allereerst binnen de eigen gezinnen maar ook in de samenleving moeten worden bediscussieerd.”
De offensieve houding, het politiek geïnspireerde fundamentalisme is een ander vraagstuk. Hij heeft het dan over jongeren die zich aangesproken voelen of zich zelfs laten rekruteren voor de jihad. „Qua aantallen hebben we het dan om een veel kleinere groep dan de defensief ingestelden. Toch wil ik het verschijnsel beslist niet bagatelliseren. Naar schatting gaat het toch al gauw om enkele honderden jongeren. Kleine groepen die geweld niet schuwen kunnen verschrikkelijk veel ellende veroorzaken. Dat zie je in Spanje.”
Is het een bijproduct van de mislukte integratie?
„Nee, ik vergelijk het eerder met Rote Armee Fraktion en de Rode Brigades. Groepen die een totalitaire ideologie aanhouden, zul je altijd houden. Dat heeft niets met repressie te maken. Daarom geloof ik ook niet in wat de AIVD zegt (de algemene veiligheidsdienst stelde onlangs dat de radicalisering onder moslims het gevolg is van de hardere lijn in de politiek en bij het publiek, JvK). De bronnen die de radicalisering aanjagen, zitten in het buitenland zoals het Israelisch-Palestijns conflict. Deze jongeren zijn niet bekeerd tot het extremisme omdat ze tot de kanslozen behoren. De meesten blijken goed opgeleid te zijn. Het is een vraagstuk van de binnenlandse veiligheid en staat los van het integratiedebat.”