Vijf vragen over de kwestie-Stiekem
DEN HAAG. De dader ligt op het kerkhof. Dat is, kort gezegd, de conclusie van de commissie-Schouten, die onderzocht wie er begin 2014 lekte uit de zogeheten ”commissie stiekem”. Vijf vragen over een vuur dat soms hoog opvlamde, maar nu als een nachtkaarsje uitgaat.
De hele affaire was een storm in een glas water?
Nee. Want wat er aan dit onderzoek ook allemaal mislukt moge zijn, Schouten stelt wél vast dat er uit de ”commissie stiekem” gelekt is. De feiten die gelekt zijn, zijn misschien onbenullig, de essentie is dat Kamerleden tegen de regels handelden. Dat is betreurenswaardig. Juist uit deze commissie mág er niets naar buiten gaan. Een klein lichtpuntje is dat Schouten vaststelt dat het volgens haar om een incident gaat.
Als het zo weinig resultaat had, was het onderzoek van Schouten dan wel grondig genoeg?
Jawel, zij heeft gedaan wat zij kon. Maar haar instrumentarium was beperkt. Daarbij komt dat het onderzochte incident twee jaar geleden plaatsvond, waardoor ondervraagde Kamerleden –zeggen zij– zich weinig meer konden herinneren. De opdracht van de commissie was eigenlijk een ”mission impossible”.
Had deze commissie dan wel ingesteld moeten worden?
Toen eind vorig jaar bleek dat VVD-fractievoorzitter Zijlstra al anderhalf jaar eerder als voorzitter van de ”commissie stiekem” aangifte had gedaan van lekken, en toen tevens bleek dat het OM onderzoek had gedaan en het dossier hierover had teruggelegd bij de Tweede Kamer, tóén kon de Kamer weinig anders dan de commissie-Schouten instellen.
Achteraf bezien lijkt de grote fout geweest te zijn dát Zijlstra, opgezweept door allerlei politiek geharrewar over wat minister Plasterk in de ”commissie stiekem” nu wel of niet gezegd had, aangifte heeft gedaan. Op dat moment hebben de fractieleiders in de Tweede Kamer zich lelijk vergaloppeerd.
Kan een komend Kamerdebat niet alsnog tot politiek vuurwerk leiden?
Daar is weinig kans op. Eerst mogen de fracties schriftelijke vragen stellen. Als de commissie die heeft beantwoord, komt er inderdaad een Kamerdebat. Maar daaruit kunnen eigenlijk geen nieuwe feiten of wendingen meer tevoorschijn komen. In hun rapport hebben Schouten c.s. alles gezegd wat zij over de kwestie konden zeggen. De sfeer aan het Binnenhof lijkt er momenteel één te zijn van: en nu snel dit boek sluiten, we hebben er lang zat over gezeurd. Vergeet daarbij niet dat de commissie breed was samengesteld: van Van Nispen (SP) tot Recourt (PvdA), en van Bergkamp (D66) tot De Roon (PVV). Als deze hele commissie uitstraalt: we moeten er nu maar een punt achter zetten, dan gaat dat ongetwijfeld gebeuren. Tekenend voor de situatie was dat er woensdag, na de presentatie van het rapport, in politiek Den Haag een grote stilte heerste. Fractievoorzitters gaven alleen desgevraagd, maar niet spontaan commentaar op de onderzoeksconclusies. Er viel ook nauwelijks iets zinnigs te zeggen. Iedereen schaamde zich een beetje.
Is al dit gedoe rond het lekken van informatie uit de ”commissie stiekem” dan feitelijk voor niets geweest?
Niet helemaal. Winst is dat de politiek nu echt werk gaat maken van modernisering van de regelgeving omtrent de ”commissie stiekem” en omtrent ambtsmisdrijven, zodat het in de toekomst niet meer voor zal hoeven komen dat de Tweede Kamer actie moet ondernemen op basis van een wet uit 1855, met alle interpretatieproblemen van dien. Zodat het ook niet meer nodig zal zijn dat Kamerleden hun collega’s als onderzoeksrechters moeten gaan ondervragen.
Of zoals Roemer (SP) het woensdag zei: „De regels moeten worden aangepast, want het mag niet zo zijn dat een misdrijf van een politicus anders wordt behandeld dan een misdrijf van een burger.”