Een vorige week gepubliceerd onder­zoek dat is gedaan in opdracht van de vereniging van IJslandse atheïsten Siðmennt laat zien dat steeds minder IJslanders zichzelf christen noemen. Hoewel 61,1 procent van de bevolking aangeeft in God te geloven, is het aandeel jongeren in deze groep beduidend kleiner dan het aandeel ouderen.

Minder dan de helft van de bevolking zegt religieus te zijn (46,4 procent). Nooit eerder was dit aantal zo laag.

Jonge mensen en inwoners van de hoofdstad Reykjavik zijn het minst godsdienstig.

Van degenen die ouder zijn dan 55 jaar noemt 80,6 procent zichzelf christen. Slechts 11,8 procent betitelt zichzelf als atheïst. Van de mensen jonger dan 25 is dat respectievelijk 42 en 40,5 procent.

Opvallend is dat er geen ondervraagden zijn die het Bijbelse scheppingsverhaal geloofwaardig vinden. Van de IJslanders jonger dan 25 gelooft 93,9 procent dat de wereld is ontstaan door de big bang. Het overige deel heeft geen mening of hangt andere theorieën aan.

De onderzoekers spreken op dit punt van een „dramatisch groot verschil” tussen de oudere en de jongere generaties. Van de onder­vraagden tussen de 25 en de 44 jaar gelooft 77,7 procent in de big bang en 10,1 procent in God als Schepper. Bij IJslanders ouder van 55 is dat respectievelijk 46,1 en 24,5 procent. Van de ouderen weet 16,6 procent het niet of heeft geen mening.