Boeren ongerust over melkquotumplannen
Minister Veerman van Landbouw moet „spoedoverleg” met landbouwministers Künast in Duitsland en Gaymard in Frankrijk voeren over de korting op het melkquotum. Dat vindt de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV).
De bond deed deze oproep woensdag omdat de Duitse landbouwminister „verregaande plannen” heeft om een eenzijdige korting van het quotum voor haar melkveehouders door te voeren. Een dergelijke stap kan „grote gevolgen” voor de Nederlandse zuivelafzet in Duitsland hebben.
Volgens een woordvoerster van het ministerie is Veerman vooralsnog niet van plan aan deze oproep gehoor te geven noch te tornen aan de afspraken die de Europese lidstaten vorig jaar voor de hervormingen van het landbouwbeleid hebben gemaakt.
De plannen in Duitsland maken de Nederlandse melkveehouders niet geruster op de toekomst. „De Duitse melkveehouders zullen logischerwijze het effect van hun inkrimping niet teniet laten doen door extra Nederlandse melk”, aldus de NMV. Omdat ook de Franse landbouwminister Gaymard al eerder voorstander bleek van het „opschonen” van de Europese zuivelmarkt is spoedoverleg volgens de organisatie „noodzakelijk.”
De Nederlandse melkveehouders betoogden in januari al bij minister Veerman dat de voorgenomen landbouwhervormingen drastische gevolgen zullen hebben voor de Nederlandse melkproducenten. Volgens berekeningen zullen de melkprijzen onder het nieuwe regime flink dalen. Zij willen daarom via een vrijwillige quotumkorting, waardoor overproductie wordt verminderd, komen tot een eerlijker prijs voor de zuivelproducten.
Boerenorganisatie LTO Nederland ziet weinig in de weg, die NMV wil bewandelen. Volgens Schenk, voorzitter van de vakgroep Rundveehouderij van LTO, koerst de bond met haar pleidooi af op een stap terug van de wereldmarkt door de Nederlandse melkveesector. „Nederland is een exportland. Dat moeten we dus niet willen.” Ook de plannen van Künast en Gaymard nopen hem niet tot bijstelling van zijn mening. De quotumkorting in Duitsland betreft het uit de markt nemen van de nationale quotumreserves, volgens Schenk een „marginale krimp” van ongeveer 0,5 procent.