Zalig
Het is aangenaam nabij God te wezen. Wie het gesmaakt heeft, weet wat het is, hoe verrukt de ziel is. Soms schijnt er bijna geen geest meer in zo’n mens over te zijn. Het doet hem haast bezwijken van verlangen. Hierdoor leert men de ijdelheid van de wereld kennen en met Mozes verachten wat zij als begeerlijk aanprijst. De ziel leert hierdoor kennen alles wat haar ontbreekt. Zo komt God de schatkamers van Zijn liefhebbers vervullen. Ze worden, net zoals Mozes, door de glans van de Heere bestraald. Zo krijgen ze verlichte ogen van het verstand en een gebogen wil, zodat God het stenen hart uit hen wegneemt en hun een vlezen hart geeft.O gelukzalige Asaf, die al uw goed in God stelt en al wat buiten God is niet goedkeurt. Waarlijk Asaf, u hebt het beste deel verkoren. Het zal nooit van u genomen worden. O, driemaal welgelukzalig is hij die het wordt vergund zo tot God te naderen. O, zalige staat, hier is men al in de hemel voor de tijd, hier wordt men dronken in wellusten en overstroomd in de zee van Gods zalige heerlijkheid, waarin de ware, rechte en beste hemel op aarde gelegen is.
O, wat vindt de ziel een vermaak in God, ziende de heerlijkheid in Hem tot haar troost en verkwikking. Dat is haar gelukzaligheid. Daarom wenst zij steeds bij God te zijn. Zonder Hem kan zij niet leven.
W. Bates, professor in de theologie in Engeland (Hemel op aarde, 1704)