„Opvoedingsideaal refo-ouders ten diepste hetzelfde”
GOUDA. Zowel de reformatorische ouder die de nadruk legt op uiterlijke zaken als de dito opvoeder die meer ruimte geeft aan zijn kinderen en meer wil praten over de geloofswaarden, willen ten diepste beiden maar één ding: dat hun kinderen hun heil zoeken bij de Heere God.
Dat zegt Annemarie Veenstra-van Pruissen van de kenniskring Opvoedingsidealen van hogeschool Driestar educatief in Gouda. Woensdag beleggen de Driestar en het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Odisee in Brussel een symposium over ”De impact van opvoedingsidealen” in Gouda.
Nadat de kenniskring eerder een cijfermatig onderzoek deed naar de opvoedingsidealen in de reformatorische kring, deed Veenstra een vervolgstudie door vijf moeders en drie vaders met deze achtergrond te interviewen.
Wat is voor u de belangrijkste uitkomst van uw onderzoek?
„Het viel mij op dat sommige ouders het accent leggen op uiterlijke zaken, terwijl anderen juist vinden dat die afleiden van de kern van het geloof.
In het licht van opvoedingsidealen is dit contrast echter minder groot. Toen ik met beide groepen ouders doorpraatte over hun opvoedingsidealen, zeiden beide dat ze hun kinderen willen helpen om hun heil bij de Heere God te zoeken. Ook beseffen beide groepen dat christelijke opvoeding niet maakbaar is, en dat soms alleen het gebed overblijft.
Het tweede opvallende punt is voor mij dat ouders teruggrijpen op hun eigen opvoeding, maar daarbij heel mild oordelen over de mindere punten van hun eigen ouders daarin. De huidige ouders wijten dat aan een verschil in generaties en constateren dat hun ouders deden wat zij konden.”
Hoe denken ouders over de ontkerkelijking?
„Ik heb weleens gelezen dat de meer gesloten en de meer open groep elkaar wegduwen. De strikten verschuilen zich achter hun muur, terwijl van de open christenen wordt gezegd dat die niets overhouden. Het is belangrijk dat christenen authentiek zijn, een zoutend zout blijven, maar ook dat zij hun licht laten schijnen. Dan wordt het contrast niet groter, maar juist kleiner.”
De bevraagde ouders geven vaak aan de opvoeding anders te willen doen dan hun ouders. Vervallen ouders vaak niet in het opvoedingspatroon van hun eigen ouders?
„Ik denk hierbij aan een moeder die tijdens haar jeugd zelf niet werd getroost bij verdriet en daardoor niet had geleerd te troosten. Het was altijd „flink zijn” en „niet huilen.” Zij heeft open met haar eigen dochter besproken dat zij het niet heeft geleerd om te troosten en dat het haar niet altijd lukte om haar te knuffelen of op schoot te trekken. Het helpt als ouders voor ogen hebben wat zij hun kind willen meegeven.”
Opvallend lijkt te zijn dat ouders onderling verschillend denken over opvoeding. Dat lijkt funest voor het hebben van één lijn in de opvoeding.
„Het is fijn als ouders gelijkgestemd zijn in de opvoeding, maar het is niet per se noodzakelijk. Zij ontkomen niet aan het leggen van verschillende accenten in de opvoeding.
Opvoedingsidealen kies je niet zomaar, ze zijn een wezenlijk onderdeel van de persoon die je bent. Dit hoeft echter geen probleem te zijn, als de ouders maar niet elkaars gezag ondermijnen en er open over zijn naar de kinderen.
Met een verschillende invalshoek houden ouders elkaar scherp. Zo kan een moeder sneller tussen ruzies springen, terwijl de vader zijn kinderen die laat uitvechten.”
In hoeverre is de buitenwereld van invloed op de opvoedingsidealen van ouders?
„Een moeder had als ideaal dat haar kind vooral rekening hield met anderen. Totdat een docent van haar dochter benadrukte dat dit sociale gevoel niet van één kant hoeft te komen. Dat was voor haar een eye-opener. Daar moest ze nog vaak aan terugdenken.”