Buiten het oog van publiek en pers werd prinses Juliana woensdagochtend het paleis waar ze sinds 1937 woonde, uitgedragen. De Oranjes wilden het afscheid van Juliana van haar huis voor zichzelf houden. Daarna verschenen de leden van het Koninklijk Huis, koningin Beatrix voorop, op het bordes. De broze prins Bernhard, aangeslagen door de gebeurtenissen, bleef binnen. Hij volgde het vertrek van zijn overleden echtgenote vanachter de paleisramen.

Naar wens van prinses Juliana gingen haar dochters niet te somber gekleed, prinses Margriet in gebroken wit, Irene in grijs, Christina met ecru sjawl. Duidelijke geëmotioneerd daalden ze het bordes af naar de auto die de stoet naar Den Haag zou volgen.

Met zeventien motorrijders van de Koninklijke Marechaussee voorop arriveerde de stoet met lijkwagen een kwartier later dan in het strakke programma stond voorgeschreven bij Paleis Noordeinde. Daar was de massa belangstellenden in korte tijd aangezwollen tot 2000 en stond het publiek rijendik achter de dranghekken opgesteld. Onder het oog van Juliana’s dochters droegen acht luchtmachtmilitairen de kist met het stoffelijk overschot van de oud–koningin de chapelle ardante in.

In zijn toespraak tot de Bijzondere Verenigde Vergadering van de Eerste en Tweede Kamer in de Ridderzaal herinnerde premier Balkenende Juliana als „moeder van Nederland".

De minister–president eerde de overleden prinses als een sociaal bewogen mens: „Juliana streed in haar leven tegen eenzaamheid en isolement van mensen die in onze moderne samenleving om reden van gezondheid of leeftijd minder mogelijkheden hebben, en vergeten dreigen te raken. Ze geloofde sterk dat onze medemens aan ons is toevertrouwd. Koningin Juliana hield van mensen, verkoos spontaniteit boven protocol. Ze was een vorstin achter de façades."

Voorzitter F. Weisglas van de Tweede Kamer benadrukte dat Juliana het welzijn van haar gezin boven dat van zichzelf stelde. „Een moeder die bezorgd is over haar gezin, laat zich niet zomaar inpassen in bestuurlijke oplossingen. Dat persoonlijke element is een verrijking in onze staatsvorm gebleken."

Zes ministers van Staat openden op Paleis Noordeinde vervolgens het rouwbeklag. Ze trokken als eersten langs de baar in de rouwkapel en werden tot aan het begin van de avond gevolgd door talloze hoogwaardigheidsbekleders zoals ministers, staatssecretarissen, commissarissen van de koningin, burgemeesters, fractievoorzitters en Kamerleden.

Vanaf donderdagochtend tot en met zondag is de rouwkapel geopend voor het publiek. Tussen Den Haag Centraal Station en Noordeinde rijden zolang daar behoefte aan bestaat pendelbussen voor belangstellenden. De gemeente Den Haag zorgt voor faciliteiten zoals bankjes, toiletten en wandelroutes.