Dr. C. S. L. Janse: Nationalisme herleeft in Europa
Er is in Europa onmiskenbaar sprake van een herlevend nationalisme. Niet alleen in Rusland, waar onder Poetin het Russische nationalisme de plaats van de communistische ideologie heeft ingenomen, maar ook in de rest van Europa.
De leus ”Eigen volk eerst” spreekt veel mensen aan. Dat heeft te maken met de aanwezigheid van grote aantallen moslimmigranten, van wie ook de tweede generatie allerlei problemen veroorzaakt. Het heeft te maken met de forse instroom in West-Europa van Polen en andere Oost-Europeanen. Recent is daar de massale instroom van vluchtelingen bij gekomen.
Het is ook de reactie op de grote problemen rond de euro en Griekenland. Breed leeft de vrees voor de gevolgen van globalisering en automatisering. Gaan de Chinezen straks de baas spelen in de wereld en pikken zij onze banen in? En als het de Chinezen niet zijn, zijn het dan wellicht de computers en de robots die in de toekomst voor structurele werkloosheid zorgen?
Vandaar de roep om de grenzen te sluiten, de euro af te schaffen en de Europese Unie te verlaten. In Frankrijk haalde Marine Le Pen de afgelopen week bij de regionale verkiezingen ruim een kwart van de stemmen. In Nederland doet Wilders het goed in de peilingen.
Natiestaat
Betekent dat dat het concept van de natiestaat herleeft? Of eigenlijk nooit weg geweest is? En dat de EU als een ”ever closer union” (een steeds nauwere unie) voor velen heeft afgedaan? In ieder geval kunnen we constateren dat de natie voor het overgrote deel van de burgers nog altijd een belangrijke waarde vertegenwoordigt. Men voelt zich duidelijk meer verbonden met de eigen natie dan met de Europese Unie.
Tegelijkertijd is er een toenemende internationale vervlechting. Al in 1949, bij de oprichting van de NAVO, hebben we de zorg voor onze verdediging uit handen gegeven. De les van mei 1940 was immers dat we die zelf niet konden opbrengen.
Economisch is de internationale vervlechting alomtegenwoordig. Veel van wat we gebruiken, komt van over de grens. Veel van wat we produceren gaat daarheen. Geen wonder dat je op de autowegen eindeloos veel buitenlandse vrachtwagens tegenkomt. De meeste grote ondernemingen met een notering aan de Amsterdamse beurs zijn in feite internationale bedrijven.
De wetenschap is evenzeer geïnternationaliseerd. Op onze universiteiten wordt Engels als voertaal steeds belangrijker. Studenten volgen een deel van hun studie in het buitenland of lopen daar stage.
De meeste mensen kiezen vakantiebestemmingen aan de andere kant van de grens. Milieuproblemen zijn eveneens grensoverschrijdend. En zo kun je nog wel een tijdje doorgaan. Onze communicatiemogelijkheden zijn grenzeloos geworden. En dat terwijl de kosten nauwelijks meer iets voorstellen.
Dat betekent dat het steeds belangrijker wordt wat er aan de andere kant van de grens gebeurt. Als allerlei levensterreinen verregaand geïnternationaliseerd zijn, kunnen de staten en kan de politiek niet achterblijven.
Regionalisme
Hoe verhoudt zich dat echter tot de gesignaleerde tendens van toenemend nationalisme? Is hier sprake van een ”cultural lag”? Een achterblijven van de cultuur, van de opvattingen van mensen, bij de economisch-technologische ontwikkeling? Dat zie je vaker. Daarbij is het uiteraard niet noodzakelijk om die economisch-technologische ontwikkeling altijd maar kritiekloos te volgen.
Wellicht kun je stellen dat grootschalige verbanden bij de burger eerder gevoelens van vervreemding oproepen dan kleinschalige verbanden. In de Verenigde Staten is Washington voor velen het symbool van alles wat verkeerd is. In Europa richt de kritiek zich op Brussel. Maar bij veel Nederlanders heeft ook de Haagse politiek een slechte naam. „Ze gaan daar maar hun gang, zonder zich iets van de burger aan te trekken.”
In verschillende landen manifesteert het nationalisme zich dan ook in de vorm van regionalisme. De bestaande staat ziet men vooral als een bedreiging van de eigen cultuur en identiteit. Men wil voortaan zelf zijn eigen zaken regelen.
In Schotland was er bijna een meerderheid voor vertrek uit het Verenigd Koninkrijk. In Spanje lopen de spanningen in Catalonië hoog op. Ook in Noord-Italië klinkt al jaren de roep om zich af te scheiden. In België gaan Vlamingen en Walen sinds jaar en dag gescheiden wegen. Joegoslavië en Tsjechoslowakije zijn al eerder uiteengevallen.
Daarbij was het altijd het probleem van het nationalisme waar de grenzen van de natie en vooral ook van haar grondgebied lagen. Botsende claims leidden gemakkelijk tot hoogoplopende spanningen. In de vorige eeuw hadden we daar twee wereldoorlogen aan te danken.
Christelijk nationaal
Dat neemt niet weg dat de Europese naties oude wortels hebben. In een wereld waar steeds meer bindingen (bijvoorbeeld aan de kerk) zijn weggevallen, biedt de natie mensen altijd nog een bepaalde identiteit. Het zou volstrekt onverstandig zijn om daaraan voorbij te gaan.
Zeker in orthodox-protestantse kringen voelde men zich vanouds nauw verbonden met de Nederlandse natie. De ontstaansgeschiedenis van Nederland in de Tachtigjarige Oorlog was immers bij uitstek hun geschiedenis.
Het protestantse dagblad De Rotterdammer noemde zich christelijk nationaal. Jongeling gaf zijn Gereformeerd Gezinsblad een halve eeuw geleden de pretentieuze naam Nederlands Dagblad. Partijen als SGP en GPV fulmineerden tegen de Europese integratie, die vanaf het midden van de vorige eeuw gestalte kreeg.
Inmiddels is er voor mensen uit de gereformeerde gezindte minder reden om zich met de Nederlandse natie te identificeren. Daarvoor heeft de secularisatie in onze maatschappij en ook in ons staatsbestel te diepe sporen getrokken.
Kon je in de beginperiode van de Europese integratie nog stellen dat Nederland zich in allerlei opzichten (kerkgang, zondagsrust, partijstelsel, onderwijsbestel etc.) gunstig onderscheidde van andere Europese landen, thans is daar nauwelijks iets meer van over. Nederland loopt vaak voorop in de verkeerde richting.
Dat leidt bij hen die vast willen houden aan Gods geboden welhaast automatisch tot een verdere vervreemding van de Nederlandse natie. Niet zonder reden voelt men zich onterfd.
Wereldheerschappij
Dat betekent ook dat het verzet tegen de Europese integratie tegenwoordig minder zwaar principieel geladen is dan vroeger. Niettemin zijn er redenen te over om kritisch te kijken naar Brussel. Instellingen, hetzij nationaal of internationaal, hebben altijd de neiging om steeds meer taken naar zich toe te trekken en hun bevoegdheden steeds ruimer te interpreteren.
Maar betogen over de Europese integratie, die een ongeoorloofde greep zou zijn naar de wereldheerschappij of ons onder de macht van Rome zou brengen, zoals die vroeger hier en daar afgestoken werden, hebben hun relevantie (zo zij die ooit hadden) al lang verloren.
Op wereldschaal is de EU hooguit een macht van het tweede niveau. En tegenover het grote Rusland van Poetin kan het geen kwaad als de Europese landen één lijn trekken. Datzelfde geldt bij de ingrijpende verschuivingen op economisch gebied die zich door de opkomst van Azië wereldwijd voltrekken.
“Apart wat kan, samen wat moet”, is een formule die beide kanten van de zaak aardig onder woorden brengt. Waarbij de natiestaat in de huidige situatie niet alleen onder druk staat doordat veel zaken (steeds meer zaken?) op Europees niveau geregeld worden.
\De natiestaat staat ook onder druk door de omvangrijke migrantenstromen waar West- en Zuid-Europa mee te maken hebben. Op die manier ontstaan etnische minderheden, vaak geconcentreerd in de grote steden, die een staat in de staat vormen. Vaak hebben ze niet veel binding met de natie, in het ergste geval deinzen ze niet terug voor terreuracties.