Mr. Laus Vogelaar: Liever denken en praten dan doen
De titel hoort onlosmakelijk bij zijn naam. Het is mr. L. Vogelaar. Zó staat hij bekend. „Maar ik ben geen droge rechtsgeleerde”, haast de scheidende onderwijsman uit Elspeet zich. „Eerder een mensenmens.” Vrijdagmiddag zwaaide hij af met een symposium over, hoe kan het anders, artikel 23. „Er is een geestelijke strijd gaande.”
Vrijstaand woont hij. In een oud, wit huis, net voorbij de hervormde kerk in het Veluwse dorp. Met een aparte werkruimte voor zijn vrouw Geesje: schrijfster en pedicure. Laus Vogelaar (65) nestelt zich naast de zwarte kachel in de zitkamer. Hij heeft het stemmige pak waarin hij zich immer in het openbaar vertoont, verruild voor een makkelijke broek en dito trui. Maar wel in donkere kleuren.
Een interview met Vogelaar zonder dat het over zijn vader gaat, kan eigenlijk niet. „Ik heb de beste herinneringen aan hem; geen kwaad woord over hem. Vader was boter- en kaasboer in Amsterdam. Maar hij kreeg een roeping om dominee te worden. Hij werd toegelaten tot de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten in Rotterdam. Het ging echter anders dan verwacht. Vader raakte overspannen en werd twee keer opgenomen. Hij kreeg elektroshocks. Het ideaal om dominee te worden, moest uit zijn hoofd. Maar dat lukt natuurlijk niet als de Heere je roept. Tien jaar heeft het geduurd voordat hij zich opnieuw durfde te melden bij het curatorium. Er lag een brief van de zenuwarts. Deze man zal nooit op de preekstoel kunnen, stond erin. Maar vader werd opnieuw toegelaten. Toen hij dominee was, had hij weleens moeite met studeren, door zijn zwakke geestesgestel. Dan riep hij een van de kinderen, ook mij, op zijn studeerkamer om een preek van een oudvader voor te lezen. Hij maakte dan aantekeningen. Dat vond ik toen niet altijd een genoegen, maar het is achteraf niet verkeerd geweest.”
Uw vader was dominee, u ging rechten studeren. Een mr. in het onderwijs…
„Bij m’n kandidaats ben ik gestopt, omdat ik niet wist wat ik met de studie wilde. Ik heb daarna van alles gedaan; onder andere bij een bollenboer in ’s-Gravenpolder gewerkt. Broers van mij kozen voor het onderwijs; dat heb ik uiteindelijk ook maar gedaan. Ik kon terecht als leraar Nederlands op de Smytegeltmavo in Middelburg en ben ook die studie gaan doen. Later gaf ik het vak in Uddel en in Amersfoort. In de avonduren heb ik de rechtenstudie weer opgepakt.”
Vogelaar schiet in de lach. „Tja, die sollicitatie in Amersfoort, op de Van Lodenstein… Ik had een gesprek met een groot bestuur. Aan het eind zei de voorzitter: Hebben de andere leden nog vragen? De christelijke gereformeerde ds. Van Leeuwen reageerde: Aan een zoon van ds. Vogelaar heb ik géén vragen. Of dat verstandig was, weet ik niet, maar zo gemoedelijk ging het toen.”
Want bent u het meest: jurist of Neerlandicus?
„Jurist. Nee, eigenlijk generalist. En een beetje Neerlandicus. Ik ben altijd gevoelig geweest voor spellingfouten. Geantwoord met dt, daar krijg ik de kriebels van.”
Uw familie is gepokt en gemazeld in de Gereformeerde Gemeenten. Zelf bent u lid van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Hoe is dat gegaan?
„Mijn vrouw was er al lid van. Haar vader was een vooraanstaand ouderling. Ze heeft hem beloofd dit kerkverband niet te zullen verlaten. Zelf ben ik niet kerkistisch opgevoed. Mijn vader had ook vrienden in andere kerken. Hij had het moeilijk met de scheuring in 1953. En ik moet eerlijk zeggen: in de Gereformeerde Gemeenten is best een grote verscheidenheid. Die heeft er mede toe geleid dat uiteindelijk ik van kerk ben veranderd, en niet mijn vrouw. Ik heb er een plaats gekregen.”
U bedoelt dat u zes jaar ouderling bent geweest?
„Ja. Er is veel gebeurd in die tijd, waarbij ik Gods leiding in mijn leven heb ervaren. De Heere ging soms pijnlijke wegen. Zijn pedagogiek is wijs, maar niet altijd zachtzinnig. Voor de een zijn hardere middelen nodig dan voor de ander. Ik denk aan de tekst uit Hosea: „Ik zal uw weg met doornen betuinen.” Nou, die doornen heb ik gevoeld.”
Waarom waren die nodig?
„De reden strekt niet tot mijn eer. Ze waren nodig om mij op de goede weg te houden, anders zou ik zijn afgedwaald. Zondag zongen we in de kerk Psalm 146: „’k Zal zolang ik ’t licht geniet, Hem verhogen in mijn lied.” Dat greep mij aan.”
De afgelopen 25 jaar was u bestuurlijk-juridisch medewerker bij de onderwijsorganisatie VBSO, uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Die organisatie behoort tot het rechtersmaldeel van de gereformeerde gezindte. Hoe zou u dat willen typeren?
„Het was vroeger, meer dan nu, een gesloten kring. Dat had voordelen, maar ook een nadeel: zelfgenoegzaamheid lag op de loer. We mogen blij zijn met onze organisaties, maar hebben niets om onszelf op te beroemen. Ik ben het helemaal niet eens met mensen die zeggen: De reformatorische zuil heeft z’n tijd gehad. Eigen organisaties hebben hun waarde, maar we moeten wel proberen open te zijn tegenover andersdenkenden. Zonder dat we alles gaan relativeren.”
Wat bijvoorbeeld niet?
„De medezeggenschapsraad. Geef die alleen een adviserende rol. Dat mag nog steeds, volgens de wet. Als je maar de steun van twee derde van de ouders en de leraren hebt. Er verandert veel op dit gebied, maar er zijn zaken waar we niet vanaf kunnen en willen.”
Uw broer Daan, oud-rector van de Pieter Zandt in Kampen, zei ooit: Voor een verplichte medezeggenschapsraad ga ik de brandstapel niet op.
„Dat snap ik; dat gaat ook wel ver. Maar geef je instemmingsrecht aan de medezeggenschapsraad bij het vaststellen van de begroting? Nee, zegt zelfs de regering, je moet als medezeggenschapsraad niet op de stoel van het bevoegde gezag gaan zitten. Mensen als ds. G. H. Kersten en ds. M. van Beek hebben in het verleden gewaarschuwd tegen medezeggenschap. Het principe daarvan gaat terug op de leus ”vrijheid, gelijkheid en broederschap” van de Franse Revolutie. Dat betekent onderworpenheid aan de soevereine volkswil. Dan word ik liever geregeerd bij de gratie Gods.”
U gaat weg bij de VBSO. Uw functie was een eenmanspost. Hoe voelde dat?
„De eerste werkdag zat ik in m’n kamer en dacht: Wat ga ik doen? Er waren wel collega’s, maar dat waren schoolbegeleiders van het Kerstenonderwijscentrum, die in hetzelfde pand zaten. Ik was van de VBSO. Niemand zei: Je moet dit of dat gaan doen. Ik wist wel dat er een groot tekort aan leerkrachten in het basisonderwijs was. Daarom ben ik begonnen met een briefje te schrijven aan toenmalig staatssecretaris Wallage van Onderwijs om hier aandacht voor te vragen.”
Wat deed u op dit punt voor uw eigen achterban?
„Bijvoorbeeld huisvesting voor studenten regelen in verzorgingshuis Winterdijk in Gouda, zodat er meer jongeren uit onze gemeenten naar de Driestar zouden gaan. Dat was echt nodig. Moeders mochten officieel niet werken op onze scholen, maar vanwege de nood werd er wel gebruik van hen gemaakt. Dat schuurde met onze principes.”
Is er toekomst voor een kleine organisatie als de VBSO?
„Menselijkerwijs gesproken niet. We zijn te klein. Het arbeidsveld is breed. Je moet schoolbesturen en -directies adviseren over allerhande zaken: van kerndoelen tot arbowetgeving, en van gemoedsbezwaren tegen het participatie- en vervangingsfonds tot vrijstelling van pensioenverzekeringen. Je moet van alles een beetje, soms zelfs veel weten. Dat is niet te doen. Maar wie had gedacht dat ik dit werk ruim 25 jaar zou mogen doen? We moeten maar niet te veel in de toekomst willen kijken, want dan vergissen we ons. We werken nu wel meer dan voorheen samen met de reformatorische scholenorganisatie VGS. En soms ook met Verus, de protestants-christelijke onderwijskoepel.”
Wie volgt u op?
„Annelies Bax.”
Een vrouw! Komisch?
Vogelaar lacht. „Zeker, ik had er niet aan gedacht.”
Op uw afscheidsbijeenkomst vanmiddag ging het over artikel 23: de vrijheid van onderwijs. Daar is veel mee aan de hand.
„Helaas is lang niet iedereen in onze achterban daarvan doordrongen. Zelf ben ik een voorstander van het ideaal van Groen van Prinsterer: de gereformeerde staatsschool. Maar tegenwoordig zeggen velen, ook in reformatorische kring: als je zelf vrijheid van onderwijs wilt, moet je die ook anderen gunnen. Dus ook moslims. Ik begrijp het wel, maar het is mijn visie niet. Op allerlei manieren wordt geprobeerd de vrijheid van onderwijs te beknotten. Ook ligt er een voorstel van D66 om de woorden „bij de gratie Gods” te schrappen in de aanhef van de wet. Er is een geestelijke strijd gaande, en we moeten niet denken dat we die strijd wel even in ons voordeel kunnen ombuigen.”
U bent betrokken bij diverse organisaties in reformatorische kring, onder andere de Gereformeerde Bijbelstichting. Hoe beoordeelt u de Bijbel met uitleg van uitgeverij De Banier?
„Ik zal die niet negatief benaderen, zeker niet, maar er zijn zaken waarbij de uitleggers afwijken van de kanttekeningen. Dat vind ik jammer. Over het algemeen probeert men de theologisch gevoelige kwesties te vermijden. De Bijbel met uitleg geeft meer zicht op de letterlijke betekenis van de tekst. Maar voor het geestelijk onderwijs zou ik liever te rade gaan bij de kanttekeningen.”
U bent bestuurslid van de vereniging die de zondagsrust probeert te bevorderen. Haar imago roept soms verdeelde reacties op.
„Dat komt vooral door haar afwijzing van autorijden op zondag. Ik ga zelf lopend naar de kerk, door weer en wind. Dat valt trouwens meestal wel mee. Soms zeggen mensen niet lopend naar de kerk te kunnen, maar gaan ze op zondagmiddag wel een flinke wandeling maken. Recent heeft ds. W. A. Zondag er een balletje over opgegooid. Hij rijdt zelf auto op zondag, maar heeft wel een punt als hij zegt: We zouden vaker moeten lopen naar de kerk.”
Wie is Laus Vogelaar?
Na een korte stilte: „Een mensenmens. Geen droge rechtsgeleerde. Ik hou van meedenken en meepraten, zonder dat ik alles zelf hoef te doen. Een gevoelsmens ben ik ook, al merken anderen dat niet altijd. Iets voor anderen doen, dat ligt me. Daarom ben ik vrijwilliger bij het protestants-christelijk welzijnswerk in Nunspeet. Ik bezoek elke veertien dagen een eenzaam persoon. Dat geeft voldoening. We moeten meer bezig zijn met onze medemens, ook onze onkerkelijke medemens. Je voelt de veroordeling als je hebt gezwegen, terwijl je had moeten spreken. Ik heb ooit tegen onbekenden in de trein iets verteld over het sterfbed van m’n vader. De ziekenhuisbroeder zei op een gegeven moment: Z’n ogen zijn al gebroken. Maar vlak voordat mijn vader stierf, deed hij ze nog één keer open en keek verwonderd naar boven. Dat soort bijzondere dingen moeten we maar gewoon vertellen, ook tegen mensen die weinig van God en de Bijbel weten, of misschien zelfs vijandig zijn.”
Levensloop Laus Vogelaar
Laus Vogelaar (Rotterdam, 1950) groeit op een gezin met negen kinderen, van wie er twee jong overlijden. Hij studeert rechten, is docent Nederlands en maatschappijleer en werkt sinds 1990 bij de onderwijsorganisatie VBSO. Vanmiddag nam hij afscheid vanwege zijn pensioen.
Vogelaar is betrokken bij organisaties in reformatorische kring, zoals de SGP, NPV, GBS, Nederlandse Vereniging tot bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging, scholen voor speciaal onderwijs en welzijnswerk. Vogelaar is getrouwd, heeft vier dochters, woont in Elspeet en behoort tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.