Opinie

Ons volkslied is bedoeld voor heel de natie

Het is onhistorisch om het Wilhelmus in de sfeer van de kerk trekken. Dat kan bovendien de aversie tegen het lied bij het geseculariseerde deel van de natie versterken, argumenteert dr. E. Hofman.

24 March 2004 15:32Gewijzigd op 14 November 2020 01:04
„Het Wilhelmus is een lied voor het hele volk, voor de staat, voor het bordes van het stadhuis, voor de kazerne…” Foto: uit volle borst zingen v.l.n.r. prinses Margriet, koningin Beatrix en prins Willem Alexander het Wilhelmus mee bij het Leidse stadhui
„Het Wilhelmus is een lied voor het hele volk, voor de staat, voor het bordes van het stadhuis, voor de kazerne…” Foto: uit volle borst zingen v.l.n.r. prinses Margriet, koningin Beatrix en prins Willem Alexander het Wilhelmus mee bij het Leidse stadhui

Ons volkslied heeft in de eerste plaats een politieke strekking. Daaraan is geen twijfel mogelijk. In de zestiende eeuw kreeg het consequent een plaats in bundels met geuzenliederen. In geestelijke liedbundels van die tijd kwamen wel liederen voor die op de wijs van het Wilhelmus gezongen konden worden, maar de tekst zelf niet.

Het is een lied dat de Nederlanders stimuleerde om voor hun politieke vrijheid en vrijheid van godsdienst te vechten. Volgens het commentaar van een tijdgenoot heeft het meer dan enig ander lied de liefde voor het vaderland en de bereidheid daarvoor de wapens op te nemen, gestimuleerd. Samen met Oranje bond ons volk de strijd aan met de Spanjaarden.

Met het oog hierop werd het in de zestiende eeuw al geschikt gemaakt om door alle Nederlanders gezongen te kunnen worden. Typische trekjes van de ”nieuwe leer” werden zorgvuldig weggewerkt. Ook later hebben verschillende onderzoekers trouwens opgemerkt dat er in het Wilhelmus niets staat wat andersgelovigen van die tijd aanstoot zou hebben kunnen geven.

Meteen populair

En dat heeft succes gehad. Al direct na zijn ontstaan werd het Wilhelmus spontaan een populair bevrijdings- en strijdlied. Het sloeg in brede lagen van de bevolking aan. Het werd overal door iedereen gezongen, door soldaten in de belegerde steden, op de vestingwerken, op de oorlogsschepen en in trekschuiten.

Dit geuzenlied was tegelijk ook een lied met sterk religieuze trekken. In de zestiende eeuw was dat niets opmerkelijks. Bijna alle liederen in het geuzenliedboek hebben een duidelijk religieus gehalte. De samenleving was toen nog godsdienstig gekleurd. Bijna niemand twijfelde aan het bestaan van God. Uiting geven aan zijn geloof in en vertrouwen op God kon toentertijd ook nog op straat in liederen.

Het Wilhelmus verdween niet toen de strijd tegen Spanje met de vrede van Munster geëindigd was. Het bleek een klassiek lied te zijn. Maar de tijden veranderden. Na de Franse Revolutie trok de religie zich meer en meer uit het openbare leven terug. Dit liet ook het Wilhelmus niet onberoerd. Het religieuze karakter ging men als een bezwaar aanvoelen, evenals trouwens de relatie met het Oranjehuis.

Niet toevallig drong het Wilhelmus juist in deze tijd door in de kerk. Vanaf 1787 duiken er gegevens op dat het in de kerk werd gezongen. Het is dan al meer dan twee eeuwen oud. Later werd het ook in geestelijke liedbundels opgenomen. Er heeft een beweging plaatsgehad die het Wilhelmus in de richting van het kerklied dirigeerde.

Naar de oorzaak hoeven we niet lang te zoeken. Van het begin af aan lagen het politieke en het religieuze element in het lied dicht bij elkaar. Veel Nederlanders konden beide aspecten op den duur niet goed meer uit elkaar houden. Gelovigen wilden in de kerk behalve aan hun religieuze beleving ook uitdrukking geven aan hun vaderlandsliefde en verbondenheid met het huis van Oranje in een tijd waarin deze waarden omstreden waren. Wat in eerste instantie een geuzenlied was, kreeg er nu de status van kerklied bij.

Geen psalm

Toch bleef het politieke karakter van het lied voor gebruik in de kerk een hinderpaal vormen. Over deze kwestie wordt ook vandaag nog tot op internet toe gediscussieerd. Steeds komt de vraag terug: Wat voor lied is het Wilhelmus nu eigenlijk? Is het verwerpelijk of niet om het in de kerk te zingen? Een overzicht van de standpunten tot 1995 geven Duyzer-van Dijk en Duyzer in hoofdstuk IV van hun boek ”In der gerechtigheid”.

Voorstanders noemden het Wilhelmus ”bijna een psalm”, ”een nationale psalm”, of in navolging van Psalm 130 zelfs ”een psalm uit de diepte”. Ook de term ”psalmlied” is verdedigd en aanduidingen als ”onze nationale hymne” vonden weerklank. Maar tegenstemmen bleven moeite houden met het Wilhelmus als kerklied en verklaarden zich tegen gebruik in de eredienst.

Tegen de achtergrond van de geschiedenis is het duidelijk dat het Wilhelmus ten onrechte een psalm of psalmlied wordt genoemd. Het is en blijft in de eerste plaats een geuzenlied. Het is de eeuwen door dezelfde tekst gebleven. In de loop van de eeuwen zijn er inhoudelijk geen veranderingen aangebracht.

De religieuze kant van het lied is evident, daarover hoeft geen twijfel te bestaan, maar dat geeft ons niet het recht van een nationale hymne, een psalm(lied) of iets dergelijks te spreken. Het is een staaltje van begripsverwarring het Wilhelmus een kerklied te noemen.

In de eredienst

Op de keper beschouwd kunnen we het Wilhelmus dus niet in de eredienst zingen. Het is geschreven tot eer van de prins van Oranje. In de kerk zingen we tot eer van God, niet tot lof van mensen. De eredienst moet eredienst blijven. Strikt genomen is er daarbinnen geen plaats voor. Maar onmiddellijk na afloop van de dienst, voordat de gemeente de kerk verlaat, kan het wel.

Mijns inziens is er niets tegen om het op de daarvoor bestemde dagen (Koninginnedag, Bevrijdingsdag, andere verjaardagen van het Koninklijk Huis, en dergelijke) onmiddellijk in aansluiting op de eredienst te zingen. Geloof in God en vaderlandsliefde zijn in Nederland van oudsher nauw met elkaar verbonden. Christenen kunnen er behoefte aan hebben bij deze bijzondere gelegenheden uitdrukking te geven aan gevoelens van dankbaarheid voor de verkregen vrijheid, van verbondenheid met het huis van Oranje en van vertrouwen op God. Niets is daarvoor beter geschikt dan het Wilhelmus of eventueel vaderlandse liederen van Valerius.

Persoonlijk heb ik er niet de minste moeite mee in aansluiting op het amen van de samenkomst het Wilhelmus aan te heffen, zeker niet als dat -dat is de situatie in de St.-Jan in mijn woonplaats Gouda- plaatsheeft met uitzicht op raam 25 van de Goudse glazen, vanwaar de Zwijger ons aankijkt en instemmend naar het plechtig gezang lijkt te luisteren.

Verzwakte kerk

Door de acceptatie in de kerk is op het religieuze aspect van het Wilhelmus sterk de nadruk komen te liggen. Zeker zitten daar positieve kanten aan. Zo lijkt het binnen de kerkmuren een veilig onderkomen gevonden te hebben, tot in de liedboeken toe. Het is waardevol dat het ook op deze wijze een functie heeft gekregen.

Toch is het niet in alle opzichten een gunstige ontwikkeling. Het zou ook de indruk kunnen wekken dat het Wilhelmus in de eerste plaats een lied van de kerk en van christenen is. Gelovigen worden er zelfs van beschuldigd het lied de kerk in te trekken en het daarmee te isoleren van de samenleving. Dat zou een bedenkelijke ontwikkeling zijn. De plaats van het Wilhelmus mag niet vereenzelvigd worden met de positie die het in de kerk inneemt. Het is van oorsprong het lied van Oranje en Nederland, niet van Oranje en de kerk. Op den duur zou dat wel eens slecht voor het Wilhelmus kunnen zijn.

De kerk verzwakt voortdurend. In onze samenleving brokkelt haar positie af. Wanneer de kerk in de toekomst helemaal zou verdwijnen, zou identificatie van het lied met de kerk automatisch het einde van ons volkslied kunnen betekenen.

Op 10 mei 1932 werd het Wilhelmus aangewezen als het enige volkslied van Nederland. Het is het symbool van de natie geworden. En het blijft dat, dankzij de institutionele plaats die het in de twintigste eeuw verworven heeft. Geen ander lied heeft zo’n duidelijke relatie met de historie van ons land. Voor Nederlanders vertolkt het de relatie met het Oranjehuis, dat via een gerechtvaardigde strijd aan de macht gekomen is, en ons verlangen naar en handhaven van de vrijheid van ons land. Dat is de kern die is overgebleven.

Bekend lied

Daarnaast bleef het ook een bekend volksliedje. Dat blijkt uit de opname in wereldlijke liedboeken. Tot op de dag van vandaag zingen brede lagen van de bevolking het Wilhelmus. Bij nationale gebeurtenissen wordt het in het openbaar gezongen. Het is een lied voor het hele volk, voor de staat, voor het bordes van het stadhuis, voor de kazerne, de koninklijke militaire kapel, voor het Oranjefeest op straat, voor het erepodium op de Olympische Spelen, voor Nederlandse winnaars bij internationale schaatswedstrijden. Nog steeds is het er voor iedere Nederlander, voor het hele, vrije volk.

Maar laten we ons niet vergissen. In een klimaat waarin de politiek verzakelijkt is tot ”gezond verstand” en geloof in God bewust naar de marge wordt verdreven, wordt het Wilhelmus een relict, dat alleen nog op historische gronden aanvaardbaar kan zijn. Inmiddels roept het zingen ervan bij een aanzienlijk deel van de bevolking sterke aversie op. Men vindt het gênant het in het openbaar ten gehore te brengen.

En die tegenzin kan versterkt worden door de wetenschap dat het lied zich in de kerk een stevige positie verworven heeft. De aversie van de samenleving tegen de kerk kan daardoor op het Wilhelmus overslaan. Het is tekenend dat in onze tijd bij openbare gelegenheden veelvuldig alleen de melodie ten gehore gebracht wordt en het zingen van de woorden achterwege blijft. De band die ons met Oranje verbindt, wordt voor een groot deel nog slechts in stand gehouden door de melodie. Het is een symptoom van de veranderde religieuze instelling van de Nederlandse bevolking dat de woorden van het Wilhelmus gedeeltelijk tot zwijgen zijn gebracht.

We moeten er als protestanten voor waken het lied voor de kerk te annexeren, of het in het isolement van de kerk op te sluiten. De gedachte mag niet postvatten dat het Wilhelmus exclusief een lied van de reformatorische gezindte zou zijn.

Aversie

Dat brengt nog een ander gevaar met zich mee. Het Wilhelmus in de sfeer van de kerk trekken kan de aversie tegen het lied bij het geseculariseerde deel van de natie versterken. Laten we het Wilhelmus dus vanuit een (onhistorische) neiging om het als psalm te etiketteren, niet inlijven bij de kerk.

Laten anderzijds de Nederlanders die het Wilhelmus om religieuze redenen niet willen meezingen, niet vergeten dat het godsdienstig aspect niet het centrale punt van dit lied is. In de eerste plaats is het een strijd- en vrijheidslied van geuzen. Dat daarbij ook vertrouwen op God een belangrijke rol speelde is duidelijk, maar het politieke karakter, het vrijheidselement voert in het lied de boventoon.

Ook niet-christenen kunnen het Wilhelmus van harte blijven meezingen, als ze de liefde voor de vrijheid die het lied tot uitdrukking brengt voor ogen houden. Dat is de kern waarin Nederlanders zich ondanks de verschillen kunnen herkennen. De regels „De tirannie verdrijven, die mij mijn hart doorwondt” treffen gevoelige snaren bij alle volksgenoten die van onderdrukking en bevrijding weet hebben. Nog steeds kunnen naar mijn overtuiging alle landgenoten zich in couplet 1 en 6 herkennen.

Wanneer het Wilhelmus zo functioneert, kan het blijven voortbestaan, ook al zou de hele religieuze context in de samenleving weggevallen zijn. Om in de breedte van onze samenleving gunstige gebruiksvoorwaarden voor het Wilhelmus te scheppen zouden we er als christen-Nederlanders wijs aan doen geen onhistorische termen als ”psalm” of ”psalmlied” of ”nationale hymne” en dergelijke in de mond te nemen, maar van ”geuzenlied” te blijven spreken.

De auteur is neerlandicus en auteur van de recent verschenen monografie ”Het lied van Oranje en Nederland. Nieuw licht op het Wilhelmus en zijn dichters”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer