Binnenland

Watersnood 1916 had grote gevolgen

Twee knikkers had de visser uit Huizen steevast in zijn broekzak. Tegen zijn zoon had hij gezegd: „Als ik ooit verdrink en gevonden word, kun je me daaraan herkennen.” De visser was een van de 32 mensen die op zee omkwamen tijdens de watersnood van 1916. Te land betreurde Nederland 19 slachtoffers nadat de Zuiderzeedijken bezweken onder het watergeweld.

L. Vogelaar

11 January 2016 21:03Gewijzigd op 16 November 2020 00:36
In het Zuiderzeemuseum is dit jaar een watersnoodstraat te zien die aan 1916 herinnert. beeld Zuiderzeemuseum
In het Zuiderzeemuseum is dit jaar een watersnoodstraat te zien die aan 1916 herinnert. beeld Zuiderzeemuseum

Het spande er al weken om. Door de krachtige wind uit (zuid)westelijke richting stond het water in Noordzee en de Zuiderzee 30 tot 70 centimeter hoger dan gewoonlijk. Een noordwesterstorm op 11 januari 1916 werd gevolgd door een stevige bries uit het zuidwesten.

De depressie die bij IJsland was ontstaan, bewoog maar langzaam langs het noorden van Nederland, waardoor de storm lang aanhield. In Den Helder werd 18 uur lang windkracht 8 of hoger gemeten, bij Hoek van Holland zelfs 7 uur lang windkracht 11.

Het water werd hierdoor voortdurend naar de Nederlandse kust toegedreven. Het werd de Zuiderzee ingeperst, waar het geen kant op kon, zodat de waterstand meer dan 3 meter boven NAP was. Dat was overigens nog een stuk lager dan tijdens de watersnood van 1953, die vooral de zuidwestelijke delta trof. Ongunstiger dan in 1953 was in 1916 echter dat vanuit het Europese binnenland relatief veel water de rivieren binnenstroomde.

Voor het Zuiderzeegebied werden de hoogste waterstanden rond 5 uur in de ochtend van 14 januari bereikt. Dat werd de dijken –doorweekt door de overvloedige regen en verzwakt door gebrek aan onderhoud– te veel. In die nacht braken ze op tientallen plaatsen en elders raakten ze ernstig beschadigd.

Hulpgeschrei

Op zee deden zich scheepsrampen voor. Te land werd Noord-Holland het zwaarst getroffen. Alle negentien slachtoffers woonden in die provincie; zestien van hen op het eilandje Marken, waar tientallen huizen werden verwoest. „Wat een angst hebben we uitgestaan”, zei een eilander. Hij wees naar de plaats waar Klaas de Waard had gewoond: „Zijn huis werd door de vloedgolf opgenomen, en dreef met de zee op en neer. Klaas trachtte zich in de dakgoot te redden, steeds om hulp roepende, doch niemand kon hem helpen. Tot diep in de nacht hoorde men zijn hulpgeschrei. Eindelijk werd het stil. Klaas had zijn graf in de golven gevonden, en met hem zijn vrouw en twee kinderen.”

De regio Waterland, pal ten noorden van Amsterdam, werd ook werkelijk een waterland. De noodklokken luidden. Ook de polder Oostzaan verdween onder het zoute water.

Een student van een zeevaartschool vertelde over mensen die hij in Buiksloot had gered: „Ze zaten op zolder, terwijl het binnenstromende water de ramen verbrijzelde, de deur uit haar hengsels rukte. Na tal van vergeefse pogingen wisten we het huisje te naderen en met behulp van een ladder de ongelukkigen uit hun benarde toestand te verlossen. Het werd hoog tijd, het oude huisje zakte al scheef weg.”

Tussen de vluchtelingen in de kerk van Buiksloot glipte een meisje van vier het water in en verdronk. Een aantal Volendammers van wie de huizen tot de zolder in het water stonden, zocht een onderkomen op de botters die in de haven lagen.

Noordelijker brak de dijk van de Anna Paulownapolder door. Bij Andijk wist een groep mannen een dijkbreuk te voorkomen. Daarmee voorkwamen ze dat een groot deel van West-Friesland zou onderstromen.

Zuiderzeekust

Van het eiland Rottumeroog stond het zuidwestelijke deel blank. In Overijssel inundeerde het gebied ten westen van Zwolle, inclusief de stad Kampen. Ook Meppel kampte met wateroverlast.

In Gelderland braken de dijken ten noorden en ten zuiden van Elburg door en andere dijken bleken te laag. Doordat de Veluwe hoog genoeg lag, bleef de overstroming daar beperkt tot de kuststrook.

Ook langs de zuidrand van de Zuiderzee, bij Nijkerk, Spakenburg en Huizen, was het raak. Het water stroomde tot aan Amersfoort. Spakenburgse botters sloegen stuk tegen de zeedijk of tegen huizen. In de provincie Utrecht kwamen 466 runderen, 481 varkens en 2774 kippen om.

Een dijkdoorbraak bij Ridderkerk zorgde volgens een inwoner voor „treurige tonelen” en sommige mensen werden maar ternauwernood van hun zoldertje gered.

De Biesbosch kampte ook met dijkdoorbraken –waardoor die Werkendam bespaard bleven– en ook bij Lage Zwaluwe liep een polder onder. Op verschillende plaatsen rees het water tot de kruin van de dijk en in de Krimpenerwaard kwam het er zelfs overheen. Zeeland had weinig last van de opgezweepte zee.

Wilhelmina

Hulpverleners schoten toe, onder wie militairen die rond Amsterdam gelegerd waren. De vloed was de eerste grote Nederlandse natuurramp waarover fotoreportages in de pers verschenen. Die maakten diepe indruk, en de mensen gaven gul: ze brachten het –voor die tijd formidabele– bedrag van ruim 2,7 miljoen gulden bijeen.

Daags na de ramp was prins Hendrik als voorzitter van het Rode Kruis al op Marken. Daarna bezocht ook koningin Wilhelmina de getroffen gebieden. Zo bezocht ze Nijkerk op maandag 24 januari, sprak er met drie zwaargetroffen gezinnen, bezichtigde de dijk en banjerde bij buurtschap Doornsteeg door het slijk om de gehavende woningen te kunnen bekijken. Op 14 februari nam de vorstin met haar dochtertje Juliana haar intrek in het paleis op de Dam in Amsterdam en daarvandaan maakte ze verschillende tochten door het rampgebied.

Wilhelmina verklaarde twee baby’s tot haar petekind: Lijsje van Riel op Marken en Aartje Vedder in Spakenburg. Beiden waren in de stormnacht op een zolder geboren. De vorstin hield jaarlijks contact met hen.

Het werd maart voordat de doorbraken in de zeedijk gedicht waren. Daarna moest het water nog worden weggepompt. De Zuiderzee was in die tijd nog zout. In de polders die langere tijd blankstonden, gingen dan ook veel bomen dood en kwamen ingezaaide gewassen niet op.

Dit is het eerste deel in een serie over de watersnood van 1916.


Watersnood met grote gevolgen

De watersnood van 1916 had vérstrekkende gevolgen. Er werd al eeuwen nagedacht over het indammen van de Zuiderzee. Ir. C. Lely had al in 1891 geopperd een dijk aan te leggen en de binnenzee grotendeels in te polderen. Dat stuitte echter op veel weerstand vanwege de hoge kosten, de gevolgen voor de vissersdorpen en de technische risico’s. In 1901 had de regering een streep door het plan gezet.

Lely was driemaal minister van Waterstaat. Hij wist de afsluiting van de Zuiderzee een plaats in het regeringsprogramma te geven. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 leidde de aandacht af van het onderwerp, maar de watersnood anderhalf jaar later schudde Nederland ruw wakker. Door de voedselschaarste aan het eind van de oorlog in 1918 werd ook de noodzaak van het inpolderen van nieuwe landbouwgronden gevoeld. In datzelfde jaar aanvaardden Tweede en Eerste Kamer de Zuiderzeewet.

In 1926 waren de dijkversterkingen voltooid en werd de proefpolder Andijk aangelegd. Het jaar daarna begon de aanleg van de Afsluitdijk, die op 28 mei 1932 werd gedicht. De Zuiderzee werd het IJsselmeer en veranderde van zout in zoet.

Voor de omliggende steden en dorpen had de afsluiting van de Zuiderzee grote gevolgen. De visserij en de bijbehorende nijverheid verdween grotendeels.

De watersnood leidde er ook toe dat het KNMI de stormvloedseindienst oprichtte. De Biesboschbewoners kregen een bovengronds telefoonnet, zodat overstromingsgevaar eerder kon worden doorgegeven. In Noord-Holland werd het dijkbeheer, dat over een reeks waterschappen versnipperd was, in 1919 ondergebracht bij één hoogheemraadschap.

Dat waakzaamheid nodig bleef, beseften de beleidsmakers. „De waterwolf kan wel slapen, maar is niet dood en ook in de toekomst kan deze oude vijand van onze lage landen gelegen bij de zee, de kusten weer bespringen, de dijken weder beuken in zijn volle kracht. Nederland, Aeternitate Vigila, waakt immer!”

De overstroming was aanleiding tot de aansluiting van enkele dorpen boven het IJ bij de hoofdstad, waardoor Amsterdam-Noord ontstond. Plaatsjes als Ransdorp, Holysloot, Durgerdam en Schellingwoude waren niet in staat het herstel van de schade zelf te betalen. Daarom lieten ze zich in 1921 annexeren door Amsterdam, op voorwaarde dat de stad zou zorgen voor een goede infrastructuur.

Een eeuw na de watersnood denkt Waterland opnieuw na over versterking van de dijk langs het Markermeer: hoe ingrijpend moet die zijn, en blijft het monumentale karakter van de dijk behouden? Dit jaar wordt ook beslist hoe de waterwering van Marken wordt versterkt.


Herdenking 1916-2016

  • Onder het thema ”Overspoeld” besteedt het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen dit jaar veel aandacht aan de watersnood. In het buitenmuseum is een straat zo ingericht alsof er een overstroming is geweest. In de getroffen huizen wordt erover verteld. Ook het voorkómen van zo’n ramp krijgt aandacht.

  • De Stichting een Dijk van een Kust wil via het project WaterKustLand de watersnood van 1916 herdenken „en vieren dat we honderd jaar droge voeten hebben.” Enkele activiteiten:

l De watersnood wordt woensdag op verscheidene plaatsen herdacht. Zo wordt om 17.30 uur op tal van plaatsen symbolisch een door kinderen gemaakte ”Waterwolf” verbrand.

  • Op Marken luiden woensdag om 19.45 uur de kerkklokken, net als in de rampnacht. Om 19.50 uur wordt het klokgelui ”aan de overkant” overgenomen door kerken in onder meer Volendam, Monnickendam, Edam, Zeevang en Amsterdam-Noord. Om 20.00 uur begint in de kerk van Marken een herdenkingsdienst, waar de namen van de slachtoffers worden genoemd.

  • Donderdag onthult minister Schultz van Haegen om 16.30 uur bij de Marker haven een watersnoodmonument.

  • Bij het Poldermuseum in Andijk wordt woensdagavond een monument onthuld als herinnering aan de heldhaftige Andijkers die een doorbraak van de dijk wisten te voorkomen. Er verschijnt een uitgebreide herdruk van het boek ”De bange januarinacht” van Peter Ruitenberg.

  • Amsterdam-Noord herdenkt de Waterlandse Vloed met een ‘lopend’ vuur. Het eerste wordt woensdag om 19.00 uur in Holysloot aangestoken. Ransdorp, Durgerdam, Schellingwoude, Zunderdorp, Nieuwendam, Tolhuistuin, Buiksloterkerk en Bethelkerk volgen. Bij elk vuur wordt een verhaal over de watersnood op die locatie verteld. Als het laatste vuur brandt, luiden om 19.50 uur de klokken bij de acht kerken op de oude dijk in Noord en bij vijftien kerken in de rest van de regio. Om 20.00 uur wordt in de lucht met twaalf lichtkogels aangegeven waar de dijk, als verbindend lint dwars door Noord, loopt. Vanaf 21.00 uur is er per kerk een verschillend programma. Zaterdag is een boek over de ramp in deze dorpen gepresenteerd, ”Nood aan den dijk.”

  • Deze week is er in de Grote Kerk van Monnickendam een fototentoonstelling over de watersnood.

  • Tot woensdagavond is in het Dorpshuis van Landsmeer (Calkoenstraat 27) het Panorama Waterland te zien: schilderijen naar voorbeeld van Panorama Mesdag, en foto’s en informatie over de watersnood in Landsmeer.

  • In Waterlandsmuseum De Speeltoren in Monnickendam zijn tot 3 maart inzendingen te zien voor de fotowedstrijd ”Mijn kijk op de dijk.”

  • In de Noorderkerk in Bunschoten is woensdag een bijeenkomst met beelden uit 1916, een kinderkoor en aansluitend een fakkeltocht. In de Oude Haven wordt met een licht- en geluidshow de stormnacht nagebootst. In Museum Spakenburg is de expositie ”Water op de wal” te zien.

www.waterkustland.nl
www.waterlandsevloed.nl
www.marken1916.com

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer