Recht om te bidden juridisch stevig verankerd
Het recht om te bidden is heel sterk. Je mag bidden in het openbaar, op je werk en op school, betoogt mr. Bart Bouter.
Een islamitische man uit Tilburg deed vorige week woensdag aangifte wegens discriminatie tegen kinderboerderij Pukkemuk (RD 2-1). Hij bracht vorige week maandag met familie een bezoekje aan de kinderboerderij. Op een bepaald moment gingen drie vrouwen van het gezelschap –gehuld in boerka– in een hoekje bidden. De eigenaar van Pukkemuk zag dit en ging ernaartoe. Hij vertelde geen problemen te hebben met moslims. Wel vond hij dat de sluiers van de vrouwen af moesten. De familie was zo „te extreem.” Er waren volgens de eigenaar al wat kinderen geweest die raar hadden gekeken naar deze biddende vrouwen.
Toen de vrouwen geen gehoor gaven aan het verzoek van de eigenaar moest de moslimfamilie het terrein verlaten. Pukkemuk beloofde wel dat de familie het geld van de gekochte kaartjes terug zou krijgen. Wat volgde was een aangifte wegens discriminatie.
Pukkemuk ontkent dat er sprake is van discriminatie. Zij stelt dat het gedrag van de biddende vrouwen „niet past op een speellocatie voor kinderen.” Ook andere mensen die opvallend gedrag vertonen, worden aangesproken.
Bidden
Mag je zomaar overal bidden waar je bent? En had Pukkemuk het recht om de familie weg te sturen?
In de Grondwet staat niet expliciet dat je mag bidden in het openbaar. Wel bepaalt artikel 6 dat iedereen het recht heeft zijn of haar godsdienst vrij te belijden. Dit betekent dat je een bepaalde godsdienst mag aanhangen en je de vrijheid hebt om je naar die godsdienst te gedragen. Een soortgelijke bepaling staat in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Geloven is een manier van leven en heeft vaak uitingsvormen. Deze geven rechtstreeks uitdrukking aan een godsdienstige overtuiging, zo oordeelde de Commissie Gelijke Behandeling ooit. Daarom is bescherming van religieuze uitingsvormen op z’n plaats.
Bidden is zo’n religieuze uitingsvorm. Christenen bidden vaak thuis of in de kerk. Zij zijn daarbij niet gebonden aan vaste tijden. Voor moslims ligt dat anders. Zij worden geacht meermaals per dag te bidden. Dan kan de situatie zich voordoen dat je op je vrije dag ergens in de stad of in de kinderboerderij moet bidden. Of dat je moet bidden onder werktijd.
Het recht om te bidden is sterk. Je mag bidden in het openbaar, op je werk en op school. Juist op die plaatsen zijn echter ook andere mensen die eveneens rechten en vrijheden hebben. Er zijn bovendien partijen, zoals een werkgever of een schoolbestuur, die verantwoordelijkheden dragen voor veiligheid en orde.
De vrijheid van godsdienst is dan ook geen absoluut recht dat ten koste van alles en iedereen uitgeoefend mag worden. Het recht kan ingeperkt worden en je mag voorwaarden stellen als er een objectieve rechtvaardigingsgrond voor bestaat. Duidelijk is wel dat een werkgever geen volledig verbod op bidden mag instellen. Dat is niet proportioneel. Maar bidden moet kunnen worden ingepast in de dagelijkse structuur van een bedrijf. De veiligheid mag bijvoorbeeld niet in gevaar worden gebracht en het moet ook niet te veel overlast veroorzaken. Daar kun je dus nadere regels voor stellen.
Rechtvaardiging
Terug naar Pukkemuk. De eigenaar vond het gezin „te extreem.” Waarschijnlijk vanwege de kleding van de drie vrouwen. Hij wilde geen biddende moslims in boerka op het terrein.
Als eigenaar van een stuk grond mag je regels stellen voor hoe mensen zich daar moeten gedragen. Denk maar aan campings, pretparken en winkels, waar dat volop gebeurt. Dat zijn veelal redelijke en logische regels. Maar heeft u weleens op een bordje bij een kinderboerderij gelezen dat je er niet mag bidden?
Veel mensen kunnen zich bij de reactie van de eigenaar van Pukkemuk wel wat voorstellen. Het is echter de vraag of Pukkemuk een objectieve rechtvaardiging had om inbreuk te maken op de godsdienstvrijheid van deze bezoekers. Als Pukkemuk de maatregel nam omwille van de openbare orde op zijn eigen terrein, dan kan dat legitiem zijn. Maar was dat voor de bezoekers vooraf duidelijk? En waarom stuurde de eigenaar de mensen gelijk van zijn terrein af? Misschien was er een minder zware oplossing mogelijk door de vrouwen vriendelijk te vragen om te bidden op een plek waar andere mensen er geen last van hadden.
Een vraag is nog wel of het om gewoon bidden ging, of dat het om een vorm van eredienst ging. Als dat laatste het geval was, zijn er meer beperkingen mogelijk op eigen terrein. Erediensten houd je in een daarvoor bestemde plaats.
Persoonlijk zichtbaar
Het is niet onwaarschijnlijk dat de boerka’s reden waren dat het in Dongen zo gelopen is. De opkomst van de islam brengt Nederlanders in aanraking met allerlei nieuwe verschijningsvormen en uitingen van godsdienst. Voor veel mensen is dat wennen.
Het onderwerp houdt ook de politiek bezig. Het kabinet stemde eind 2015 in met een wetsvoorstel van minister Plasterk om gezichtsbedekkende kleding te verbieden in onderwijs- en zorginstellingen, in overheidsgebouwen en in het openbaar vervoer. Dit laat zien dat het kabinet vindt dat je in de publieke ruimte persoonlijk zichtbaar moet zijn. Een open gezicht is uitgangspunt.
Ten slotte: het nieuws over Pukkemuk moet niet groter gemaakt worden dan het is. Misschien is de belangrijkste les wel dat we weten dat dit dus kan gebeuren in het openbaar. Het recht om te bidden is een sterk recht. Tegelijk kun je er voorwaarden aan verbinden op je eigen terrein, mits er een objectieve rechtvaardiging voor is. Overigens, in plaats van mensen in boerka weg te jagen, zou je ook een goed gesprek kunnen aanknopen.
De auteur is advocaat bij Bouter Advocatuur in Barneveld.