Heime van der Meer (60) over het faillissement van V&D
Heime van der Meer (60) uit Staphorst werkt sinds 1979 bij de V&D in Zwolle. Vorige week werd hij opgeschrikt door het faillissement van het warenhuis. Ondanks een onzekere toekomst hebben de zorgen bij hem niet het laatste woord. „De Heere God bestuurt alle dingen. Als ik weg moet, hoop ik daaronder te buigen.”
In 1978, een jaar na mijn trouwdag, ging ik met mijn echtgenote een dagje naar Rotterdam. Op de terugweg aten we bij een wegrestaurant en daar zag ik een man allerlei klusjes doen. Ik werkte toen in de bouw, maar merkte tegen mijn vrouw op dat een dergelijk baan me erg zou aanspreken.
In december dat jaar plaatste de V&D in Zwolle een advertentie voor een klusjesman. Het was precies wat ik zocht, maar ik zag de oproep pas ruim na de sluitingstermijn. Toch besloot ik te solliciteren en uiteindelijk werd ik aangenomen. Toen ervoer ik sterk dat de Heere God alles bestuurt.
Aanvankelijk begon ik als onderhoudstimmerman. Ook werkte ik drie maanden bij de Apeldoornse V&D, waar ze me bij een verbouwing goed konden gebruiken. Nadat enkele jaren later mijn functie werd opgeheven, kwam ik terecht op de verzendafdeling.
Tegenwoordig ben ik eigenlijk manusje van alles. Ik repareer bijvoorbeeld een kapot deurtje, vervang een lampje dat is kapotgegaan, of neem de monteur van de technische dienst waar. Verder bestel ik alles wat het personeel nodig heeft, zoals bijvoorbeeld kassarollen.
Ik werk al 37 jaar met veel plezier bij de V&D. De sfeer tussen collega’s is altijd meer dan goed. Over mijn christen-zijn krijg ik zelden vervelende opmerkingen; iedereen wordt gerespecteerd. Werk dat ik niet kan verantwoorden, hoef ik nooit te doen. Ooit weigerde ik om chauffeurs te helpen omdat ze zoveel vloekten. Mijn chef kaartte dat toen aan bij wat tegenwoordig het distributiecentrum heet. Alle chauffeurs kregen vervolgens, op straffe van ontslag op staande voet, een vloekverbod opgelegd bij het V&D-filiaal in Zwolle.
NU
Afgelopen jaar draaide V&D niet best. In februari rommelde het al. Toen werd van het personeel gevraagd om 2 procent salaris in te leveren. Later werd dat nog twee keer herhaald. Ook moesten 59-plussers seniorendagen opgeven. Ikzelf werd daar niet zo door geraakt, omdat ik nog maar net 59 was; maar bij collega’s die al meer dan 300 van deze dagen hadden opgebouwd, kwam dit hard aan. Ik kon me de boosheid van sommigen goed voorstellen.
Toen het jaar vorderde, bleek het steeds duidelijker dat het niet goed ging met V&D. Je merkte en hoorde dat er minder werd verkocht dan andere jaren. Niettemin kwam de mededeling van uitstel van betaling, een dag voor Kerst, toch nog onverwacht.
Niet minder plotseling was dat op Oudejaarsdag het doek viel voor V&D; zeker omdat kort daarvoor de Amerikaanse eigenaar Sun Capital nog had beloofd dat V&D zeker twee jaar zou doorgaan.
Ik was toen het faillissement bekend werd op de zaak. Wij als personeelsleden zochten steun bij elkaar; sommigen vielen elkaar zelfs om de hals. Gelukkig bleef iedereen relatief kalm. Er viel geen onvertogen woord.
Nadien is iedereen van het personeel gewoon zijn ding blijven doen. Dat vind ik typerend voor ons bedrijf. Er wordt niet gestaakt, niemand loopt de kantjes er vanaf; met z’n allen zetten we de schouders eronder. Wel vinden sommige collega’s het moeilijk dat er zo weinig klanten zijn die compassie tonen. Een veelgestelde vraag is of en, zo ja, wanneer producten worden afgeprijsd. „Nu willen ze wél bij ons kopen”, verzucht menigeen in de kantine. „Hadden ze dat maar gedaan vóór het faillissement.”
STRAKS
Over de informatievoorziening van V&D heb ik niks te klagen. Woensdag kreeg ik een stapel papieren mee waarin staat hoe ons loon deze maand wordt uitbetaald. Mensen met een minimumloon krijgen voorrang en dat vind ik zeer sympathiek. Verder hebben we volgende week een bijeenkomst met het UWV. We krijgen dan ongetwijfeld te horen hoe het verder gaat.
In elk geval blijf ik aan het werk tot 16 februari. De kans bestaat dat ik ook daarna kan blijven, omdat de verzendafdeling betrokken is bij in- en uitgaande goederen.
Ik acht de kans groot dat V&D een doorstart maakt. Onze winkel zal dan openblijven, verwacht ik, want ons filiaal staat in de top-10 van goed draaiende V&D-vestigingen.
Een spannende vraag is wat er na een eventuele doorstart met zestigers gebeurt. Hoewel ik niet helemaal gerust ben op de goede afloop, heb ik tegen mijn vrouw en acht kinderen gezegd dat het ons tot nu toe nog nooit aan iets heeft ontbroken. In 1982 maakten we een moeilijke periode door doordat de rente ineens naar 13 procent steeg. Wij hadden vier kleine kinderen en ik had zojuist ons huis verbouwd. We zagen toen geen andere optie dan onze woning te verkopen.
Uiteindelijk kwamen we terecht in een bejaardencomplex in Staphorst, waarvan ik beheerder werd. Ik ervoer toen sterk dat elk mensenleven wordt geleid.
Als ik weg moet, hoop ik daar onder te buigen. In elk geval heb ik wát inkomsten en bezigheid met een eigen boekbinderij. Verder werk ik een paar uur in de week bij een houthandel. Vetpot wordt het dan niet, maar het is vast genoeg om van te kunnen rondkomen.
Als we het wat minder zouden krijgen, hoop ik ervoor bewaard te blijven dat ik ga klagen. Ik ben gezond en dat is me heel wat meer waard dan een riant inkomen.