Nabij God
Niemand kent het verborgen manna beter dan hij die het geniet. Het zijn de geestelijke wellusten; het is te verdrinken in de zee van de goddelijke algenoegzaamheid. Dit begeerde de Bruid in het Hooglied 7:11: „Kom, mijn Liefste, laat ons uitgaan in het veld, laat ons vernachten op de dorpen.”O, dat is het zielsbanket, dit zijn de zalige sacramenten der genade. De Bruid zegt ervan: „Al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem ten enenmale verachten” (Hooglied 8:7).
Men is nabij God als men de Heere in alle dingen nodig heeft en Hem om raad vraagt. De Heere zegt in Psalm 32:8: „Ik zal u onderwijzen en u leren van de weg die gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.” Daar Gods gunstgenoten die een weinig zichzelf kennen, zich soms radeloos en onwetend achten in de weg der gerechtigheid, gaan ze met Rebekka de Heere om raad vragen. Zij vragen wat Zijn wijsheid oordeelt en wat Zijn goedheid behaagt. Zo is Gods getuigenis, onze raadsman (Psalm 119:24).
O, als de ziel waarlijk in zo’n onderhandeling met God leeft, is ze Hem nabij. Ook is God nabij als men bezig is in het gebed en zijn ziel uitgiet voor het aangezicht van de Heere. Hij is immers nabij allen die Hem in waarheid aanroepen. Zo zien we wat het is nabij God te zijn. Dat was ook de zaak waarin Asaf zijn geluk stelde. Een werelds mens roemt in koren en most, maar dit keurde Asaf niet waardig om in te roemen.
W. Bates, professor in de theologie in Engeland. (Hemel op aarde, 1704)