Nieuw schepsel
2 Korinthe 5:17
„Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden.”
Het werk dat de Heere heeft vernieuwd, wordt een nieuw schepsel genoemd. In Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch de voorhuid, maar een nieuw schepsel (Galaten 5:15). Het wordt anders ook genoemd de verborgen mens des harten (1 Petrus 3:4); een inwendige mens (Romeinen 7:21); een geestelijk mens (1 Korinthe 2:15) en een nieuwe mens (Efeze 4:21), bestaande in een vernieuwing naar het beeld Gods (Kolossenzen 3:10), dat hij de goddelijke natuur deelachtig werd (2 Petrus 1:4). Ook genoemd wordt „veranderd worden in de geest des gemoeds” (Romeinen 12:2). En: „wederom geboren worden” (Johannes 3:3).
Een nieuw schepsel worden betekent dat hij van kwaad goed, van dwaas wijs, van zondig heilig en van dood levend gemaakt is. Want voor deze vernieuwing is hij van God afhankelijk. Hij is tevoren een mens, begaafd met ziel en lichaam, maar een geheel verkeerd, boos en verdorven schepsel. Zijn verstand is verduisterd, zijn hart is boos, ja een stenen hart, en zijn lichaam is een wapen van ongerechtigheid. Zo is hij een oude mens en dood in zonde en misdaden. Maar in deze levendmaking wordt hij een nieuw schepsel. Hij verkrijgt verlichte ogen des verstands (Efeze 1:18). Zijn wil wordt aan Gods wil onderworpen. Zijn hart wordt geopend. Zijn denken wordt geestelijk, de hartstochten worden geregeld en het lichaam wordt als wapenen der gerechtigheid (Efeze 2:10).
Dionysius Bouwman, ziekenbezoeker te IJsselstein (”De werkzaamheden van Gods gunstgenoten”, 1728)