In de winter van 2014 op 2015 waren er ongeveer 160 otters in Nederland. Dat zijn er rond de twintig meer dan een jaar eerder. Er zijn circa veertig otters overleden en ongeveer zestig jongen geboren.

De meeste ‘verkeersdoden’ zijn otters van ruim een jaar oud. Dan zijn ze volwassen en moeten ze een eigen territorium zoeken. Om daar te komen, moeten ze wegen oversteken. Die gevaarlijke plekken worden aangepakt. Er komen bijvoorbeeld ‘ottertunnels’ onder de weg door, zodat ze niet hoeven over te steken.

De universiteit in Wageningen heeft de cijfers dinsdag bekendgemaakt. Ecoloog Loek Kuiters verwacht dat het aantal de komende jaren verder stijgt. Volgens hem moeten er ongeveer vijfhonderd otters zijn wil de soort zichzelf in Nederland in stand kunnen houden.

Otters verdwenen in de jaren zeventig uit Nederland. In 2002 werden de dieren opnieuw uitgezet in Friesland en de Kop van Overijssel. Het ging om tientallen otters die waren geïmporteerd uit Oost-Europa en Scandinavië.

Otters komen tegenwoordig niet alleen voor in Friesland en Overijssel, maar ook in Drenthe en Groningen, langs de IJssel, in Twente en de Achterhoek, in Flevoland, bij Nijmegen en in de Nieuwkoopse Plassen in Zuid-Holland. Ze leven bij rivieren en meren, waar ze ’s nachts kunnen jagen. Overdag verschuilen ze zich in het riet om te slapen.

Volgens Kuiters is er minder inteelt onder otters. Dat komt doordat er meer otters zijn om mee voort te planten. Bovendien zijn in het oosten van het land een paar otters geïmmigreerd vanuit Duitsland. Die hebben genen die hier niet voorkomen. Door inteelt kunnen otters onvruchtbaar worden. Ook kunnen ze gevoeliger worden voor ziektes. Verder is er een gevaar op gebitsafwijkingen. Otters hebben dan meer moeite om hun voedsel - vissen - op te eten.