Duitse atheïstische filosoof maakte „theïstische Wende”
Het gaat niet goed met de filosofie, aldus de filosoof en hoogleraar in Berlijn Holm Tetens. Men doet alsof het vanzelf spreekt dat mensen puur materie zijn en filosofeert onbekommerd over een absurd en onethisch idee als het bestaan van oneindig veel mogelijke werelden. Maar de gedachte dat de mens geschapen is met een geest keurt men nog nauwelijks een blik waardig, terwijl goed beschouwd het theïsme toch echt betere papieren heeft dan het naturalisme.
Dat laatste is wat Tetens zelf ingetogen, maar daarom des te krachtiger betoogt. Hij kiest ervoor om helemaal volgens de regels van het filosofische spel te spelen, de resultaten van de reguliere wetenschap te aanvaarden en wonderen of bijzondere openbaring uit te sluiten. Zijn vergaande stelling is dat het ook dan nog beter te verdedigen valt om te geloven in God de Vader als almachtige Schepper en de Heilige Geest, vergeving van zonden, opstanding der doden en een eeuwig leven, dan om te geloven dat alles slechts materie is.
Menselijke geest
Dat naturalisme ziet Tetens „stagneren” en vastlopen op de onherleidbaarheid van de menselijke geest. Een naturalist kan deze alleen verklaren door haar te reduceren. Tetens laat echter met vier argumenten (op formule gebracht in keurige syllogismen) zien dat de rijkdom van de geest dat niet toelaat, zoals het ook niet lukt om een vierkant in een even grote driehoek te persen.
Het theïsme is veel beter in staat om recht aan te doen aan het verschijnsel van de menselijke geest en „de fenomenen te redden”, zoals het in de filosofie heet. Want het ligt juist voor de hand dat de mens een geest heeft die is verbonden aan een lichaam, als hij geschapen is door God. Dan is hij een eindige geest die gekend wordt door God als oneindige Geest, formuleert Tetens in een soepel betoog in lijn met de Duitse filosoof G. W. F. Hegel.
Tot zover is Tetens niet wezenlijk anders dan veel apologeten. Maar hij gaat verder en betoogt dat ook het fenomeen dat de natuur en de cultuur zich telkens ontwikkelen en op een hoger plan komen, zich alleen laat verklaren en ‘redden’ vanuit theïstisch perspectief.
Er is in dat fenomeen volgens Tetens sprake van „sterke emergentie”, dat wil zeggen: er ontstaat telkens op onvoorspelbare wijze iets nieuws, waar het leek of alles vastzat in het determinisme van oorzaak en gevolg. Deze emergentie laat zich alleen goed verstaan als het handelen van God in de geschiedenis, aldus Tetens, want zij komt voor ons uit het niets. Volgens het naturalisme ontstaat er immers nooit iets werkelijk nieuws, maar is alle beweging slechts een herschikking van materie.
Lijden
In het derde deel betoogt de Berlijnse hoogleraar dat een antwoord op de vraag waarom het kwaad kan bestaan naast een goede en almachtige God (de theodicee), onmogelijk is. Toch doet juist het theïsme meer recht aan hoe wij mensen het lijden ervaren. We ervaren het als een plicht om ertegen te strijden en kunnen er niet mee leven. Maar het naturalisme ondermijnt die houding, door de troosteloze overtuiging dat alles vergeten zal worden.
Tetens’ handzame boekje heeft nog veel meer te bieden (waaronder een „rationele eschatologie”) en heeft in Duitsland terecht opzien gebaard. Hij was eerst atheïst en schrijft in zijn nawoord dat zelfs goede vrienden geïrriteerd en bevreemd hebben gereageerd op de „theïstische Wende” die hij heeft doorgemaakt. Het waren zijn studenten die serieus met hem in discussie gingen. Dat biedt hoop voor de toekomst van de filosofie.
Boekgegevens
Gott denken. Ein Versuch über rationale Theologie, Holm Tetens; uitg. Philipp Reclam, Stuttgart, 2015; ISBN 978 3150 192 95 5; 96 blz.; € 7,99.