Gedachtengoed
„Wat ben jij een toneelspeler!” Er zullen maar weinig mensen zijn die dit als een compliment opvatten. En begrijpelijk: het is niet plezierig als ons verweten wordt dat we veinzen. Toch zijn er mensen die er hun beroep van maken: doen alsof je iemand anders bent. En deze bezigheid -acteren- is niet iets van de laatste tijd. Het acteren als onderdeel van toneel in zijn klassieke vorm verschilt daarbij niet wezenlijk van het acteren als onderdeel van speelfilms.
In de klassieke oudheid wezen wijsgeren als Cicero en Seneca al op de gevaren van toneel, met name vanwege de zedeloosheid die hiermee gepaard ging. Maar ook van kerkvaders als Chrysostomus en Augustinus is bekend dat zij het toneel hebben veroordeeld. In later tijden hebben gereformeerde oudvaders en zelfs synodes zich met het toneel beziggehouden. Ze waren unaniem in hun afwijzing: de synode van Nîmes van 1572, de synode van Dordrecht van 1578, maar ook theologen als Amesius, Rivet, Voetius en Wittewrongel. Zelfs Abraham Kuyper, met al zijn idealen op het gebied van de christelijke cultuur, was een fel bestrijder van het toneel. De bezwaren waren des te groter als het ging om het spelen van bijbelse onderwerpen.
Bezwaren
Wat waren de voornaamste bezwaren? In hoofdzaak: zedeloosheid, verspilling van genadetijd, het tot een spel maken van de zonde en het bederven van ziel en lichaam door de inherente onwaarachtigheid van toneelspel. Paulus roept de Filippensen immers op tot het bedenken van „al wat waarachtig is”?
Het zal duidelijk zijn dat alle bezwaren die voor toneel gelden in minstens dezelfde mate gelden voor speelfilms. Om een oordeel te vormen over speelfilms (of dat nu de ”Titanic”, ”The Lord of the Rings” of ”Kruimeltje” is) kunnen we dus te rade gaan bij Paulus, Augustinus en Voetius.
Maar stel nu dat we al deze bezwaren achterhaald zouden vinden. Zou dan het leven van de Heere Jezus verfilmd mogen worden? We moeten dan eerst de vraag beantwoorden of we een afbeelding (in welke vorm dan ook) mogen maken van de Heere Jezus. Jezus had toch een menselijk lichaam, daar kan toch een afbeelding, een tekening van gemaakt worden?
Dit argument schiet tekort. De Heere Jezus was God en mens in één. Die twee naturen zijn niet te scheiden. Tijdens de omwandeling op aarde sprak en handelde Jezus met goddelijke autoriteit. Niet alleen berust een afbeelding van de mens Jezus per definitie op gissing -omdat we niet weten hoe Jezus er naar Zijn menselijke natuur uitzag-, maar ook wordt daarmee de twee-eenheid van God en mens tekortgedaan.
Heilige grond
Wanneer we het met elkaar eens zijn dat God naar Zijn goddelijke natuur niet kan en niet mag afgebeeld worden, dan is het toch duidelijk dat we heilige grond betreden wanneer we spreken over een afbeelding van Iemand Die God en mens in één Persoon was? Wellicht was Hij tijdens Zijn omwandeling op aarde op het eerste gezicht een gewoon mens, maar Hij openbaarde Zichzelf in de gedaante die Hij verkoos, en Zijn buitengewone goddelijke autoriteit bleef daarbij niet verborgen voor de mensen. Op basis daarvan is afbeelden van de Heere Jezus op een wijze die wij verkiezen, waarbij wij alleen de menselijke natuur kunnen verbeelden en wij bij voorbaat weten dat de afbeelding niet waarachtig kan zijn, spelen met vuur.
Wanneer er gegronde bezwaren zijn tegen zowel het fenomeen speelfilm als het afbeelden van de Heere Jezus, blijft er geen ruimte over voor een speelfilm over het lijden en sterven van Jezus. De hoeksteen van onze christelijke religie is het verzoenend lijden en sterven van de Heere Jezus. Hij was de Enige, Die dit werk kon doen. Hij moest zowel waarachtig God als waarachtig en rechtvaardig mens zijn. Zijn lijden en sterven is daarmee van een volstrekte uniciteit.
Wie meent dat dit lijden en sterven door mensen nagespeeld mag worden, ondergraaft de christelijke belijdenis en begaat een ergerlijke godslastering.
Drs. O. M. van der Tang, ondernemer in de ict-sector en gemeenteraadslid