Theologenblog (Gert Kwakkel): IJzer en leem in Europa
Aan het einde van 2015 is het gepast royaal te danken voor de sterke en mooie kanten van de Europese samenwerking, schrijft Gert Kwakkel. Tegelijk kunnen christenen ontspannen de zwakke kanten ervan onder ogen zien.
Het jaar 2015 was zwaar voor de Europese Unie. Eerst beheersten de aanhoudende crisis rond de euro en een mogelijk vertrek van Griekenland uit de eurozone het nieuws. Later verschoof de aandacht naar de massale vluchtelingenstroom en het terrorisme. De bloedige aanslagen van 13 november in Parijs deden die van 11 januari bijna verbleken.
Het is goed door de problemen heen de sterke kanten van de Europese Unie te blijven zien. Er werden miljarden euro’s aan Griekenland ter beschikking gesteld en het land bleef binnenboord. De vele vluchtelingen beseffen maar al te goed dat zij hier meer welvaart, opvang en veiligheid kunnen verwachten dan in Rusland of in de Arabische wereld. Duitsland, het grootste en sterkste land van de Unie, toonde christelijke moed door ruimhartig de grenzen open te stellen. De aanslagen in Parijs zetten het akkoord van Schengen onder druk, maar het vrije verkeer van mensen en goederen ondervond daar nauwelijks hinder van. Een paar weken na 13 november werd er zelfs een succesvol topoverleg in Parijs georganiseerd, zonder incidenten.
Zwakke kanten zijn er natuurlijk ook. Internationale samenwerking ondersteund door hoog ontwikkelde technologie kon niet verhinderen dat terroristen binnendrongen. Het lukte IS niet alleen aanslagen te plegen op Russische doelen, maar ook op ons. Het zwakste punt van de Unie is ongetwijfeld de verdeeldheid tussen de lidstaten. Die frustreert de aanpak van de Griekse crisis en het vluchtelingenvraagstuk. Het is de vraag in hoeverre militair ingrijpen echt kan helpen bij het beteugelen van het moslimextremisme. In elk geval tonen de Europese landen weinig bereidheid om dit samen aan te pakken.
Die combinatie van sterke en zwakke kanten doet denken aan het onderste deel van het beeld dat koning Nebukadnezar zag in zijn droom. Dat beeld had tenen en voeten die deels van ijzer en deels van leem waren. Dit verwees naar een rijk dat deels sterk zou zijn en deels broos (Daniël 2:42). De kracht, die er onmiskenbaar was, zou gefrustreerd worden door blijvende verdeeldheid, „zoals ijzer zich niet vermengt met leem” (vers 43).
De ijzeren en lemen tenen en voeten van het beeld uit Nebukadnezars droom zien niet rechtstreeks op de Europese Unie en zeker niet uitsluitend. Het is niet eenvoudig te beslissen aan welke tijd en welk rijk je moet denken. In de geschiedenis vind je meer dan één periode waarin je iets kunt zien van de werkelijkheid waarnaar het beeld verwijst; dus ook de huidige situatie in Europa.
Het vervolg van Nebukadnezars droom laat niets aan duidelijkheid te wensen over. God zal Zelf een koninkrijk laten opkomen, dat van een heel andere orde is en dat alle andere koninkrijken zal verbrijzelen. Dat klinkt nogal gewelddadig. Alle rijken gaan kapot en dat geldt kennelijk evenzeer voor de Europese Unie.
Dat is waar, maar het betekent niet dat je als christen moet bidden om spoedige ineenstorting van de Europese samenwerking. In Nebukadnezars droom gaat het om de erkenning van Gods heerschappij en om koninkrijken die zich daartegen verzetten. Alleen al het optreden van Angela Merkel laat zien, dat het in Europa niet zo zwart-wit ligt.
Aan het einde van 2015 is het gepast royaal de sterke en mooie kanten van de Europese samenleving te verwoorden en ervoor te danken. Toelevend naar 2016 kunnen christenen tegelijk ontspannen de zwakke kanten onder ogen zien. Er komt immers iets anders, iets beters, iets wat wel definitief is. In Daniël 2 blijkt Gods koninkrijk te komen als een steen die zonder toedoen van mensenhanden van een berg rolt. Vervolgens wordt die steen een hoge berg, die de hele aarde bedekt. God Zelf vestigt Zijn eigen koninkrijk. Dat werk is bij Hem in veilige handen.
De auteur is hoogleraar Oude Testament aan de Theologische Universiteit Kampen en de Faculté Jean Calvin in Aix-en-Provence. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.