Toelaten vluchtelingenkinderen op reformatorische scholen mogelijk
Ook voor christelijke scholen met een zogenoemd gesloten toelatingsbeleid zijn er mogelijkheden om asielzoekerskinderen toe te laten, stelt mr. drs. J. van den Brink.
Onder de vluchtelingen die ons land zijn binnengekomen, zijn veel kinderen. Vanaf twee maanden na binnenkomst zijn zij leerplichtig en moeten ze onderwijs krijgen. Gemeentebesturen vragen daartoe de medewerking van de basisscholen. Ook christelijke scholen ontvangen het verzoek om gevluchte kinderen als leerling op te nemen. Daarbij kan het gaan om asielvragers die wachten op een verblijfsvergunning, maar ook om vreemdelingen met een (tijdelijke) verblijfsstatus.
Veel reformatorische scholen kennen een toelatingsbeleid waarin van alle ouders wordt gevraagd de grondslag van school te onderschrijven. Voor besturen van deze scholen betekent een verzoek om gevluchte kinderen op te nemen een dilemma: heeft ook de school geen verantwoordelijkheid bij de noodzakelijke opvang van deze ontheemden, met woord en daad? En wat betekent het als onze overheid die medewerking verlangt? Maar anderzijds: het toelatingsbeleid vraagt thans om een strikt consequente toepassing. Is de prijs niet te hoog als dit beleid op losse schroeven komt, en als daardoor op den duur de identiteit van de school zou verwateren?
In een dergelijke situatie spelen overigens ook andere vragen, over de rol van het openbaar onderwijs, over de mogelijkheid om een bijdrage te leveren door leerkrachten ‘uit te lenen’ en praktische uitvoeringsvragen. Deze laat ik hier buiten beschouwing.
De juridische en politieke cultuur in Nederland is kritisch op een zogenoemd gesloten toelatingsbeleid. Evenwel hebben bijzondere scholen met recht de ruimte om het toelatingsbeleid op hun grondslag af te stemmen. Wel moet het beleid kenbaar zijn en de criteria vooraf duidelijk. Van belang zijn een consistente lijn en een consequente toepassing.
Geoorloofd
Kan een schoolbestuur, in het licht hiervan, voor asielzoekerskinderen andere criteria hanteren dan voor staatsburgers? Dat kan, want onderscheid is geoorloofd als daar een rechtvaardiging voor bestaat, als het criterium vooraf duidelijk is en consequent wordt toegepast. Bovendien wordt in de jurisprudentie onderkend dat het (incidenteel) toelaten van leerlingen met een andere religie geen afbreuk doet aan een consistent beleid ter verwezenlijking van de identiteit.
Denkbaar is daarom dat ook asielzoekerskinderen worden toegelaten van wie de ouders de grondslag van de school niet onderschrijven, maar wel instemmen met randvoorwaarden in levenswijze en met name de gang van zaken op school, waardoor de praktische eisen van de grondslag in het schoolleven worden gehandhaafd.
Glashelder moet zijn voor wie een dergelijke beleidsaanpassing wel en voor wie dit niet geldt, en waarom deze keuze wordt gemaakt. Bijvoorbeeld: uitsluitend voor kinderen zonder verblijfsstatus (vanwege de urgentie en de tijdelijkheid die daarmee gepaard gaat). Of: ook voor statushouders, maar niet langer dan tot vijf jaar na de eerste verblijfsvergunning voor de ouders (omdat na die periode veelal naturalisatie tot staatsburger mogelijk is).
Rekenschap
Het uitzonderingskarakter van deze toelating kan tot uitdrukking worden gebracht door een maximumaantal leerlingen vast te stellen, en door dit beleid alleen voor een bepaalde periode te voeren.
Ik noem hier nog één van de verdere juridische randvoorwaarden: de wet accepteert toelatingscriteria als duidelijk is waarom deze nodig zijn ter verwezenlijking van de grondslag. Daarom moet de school die uitzonderingen maakt voor asielzoekers zich expliciet rekenschap geven van de vraag waarom deze uitzondering wel verenigbaar is met verwezenlijking van de grondslag, maar niet het verheffen van deze uitzondering tot regel.
Kortom: zijn uitzonderingen op een toelatingsbeleid mogelijk zonder dit beleid voor andere gevallen geweld aan te doen? Het antwoord is: ja, met voorzichtigheid en oprechtheid (transparantie). Schoolbesturen die zich tot herbergzaamheid geroepen zien, doen er goed aan om de bestaande juridische ruimte ook in te nemen.
De auteur is advocaat bij BVD Advocaten en houdt zich bezig met onderwijsrecht.