Rijk van Vulpen en de passie voor het oude ambacht
Hout, tin, lood en leer – daarmee maken twee jonge broers in 1940 een mechanisch pijporgeltje. Korte tijd later richten ze een bedrijf op dat nu jubileert: Gebr. Van Vulpen.
Zo gewoon was het niet om in 1940 een mechanisch orgel te bouwen. Het was de tijd van de elektropneumatische instrumenten, gemaakt van goedkope materialen in heuse orgelfabrieken.
Maar de broers Jos en Rijk van Vulpen wilden ambachtelijk werk leveren. „Ik vind het nog altijd bijzonder dat twee jonge knullen, achttien en negentien jaar oud, naar de Kamer van Koophandel stapten en zich lieten inschrijven”, zegt Rijk van Vulpen, de huidige directeur van de Utrechtse orgelmaker. „Hun eerste orgeltje maakten ze in de werkplaats van hun vader, met wat aangekochte spullen. Mijn vader Jos was de meubelmaker, zijn oudere broer Rijk de pijpenmaker en intonateur. Later kwam ook hun broer Evert in de zaak.”
In het huidige pand aan de Tennesseedreef blikt Rijk van Vulpen terug op de geschiedenis van het bedrijf. „In die beginjaren van de Tweede Wereldoorlog gebeurde er niet zo veel”, zegt hij. „Er kwam weleens een boer een harmonium brengen met een stuk vlees erin. Dan hadden de broers wat te repareren en te eten, en werd het harmonium weer teruggebracht.”
Trompet
Na de oorlog komt het bedrijf goed op stoom. Een tragische gebeurtenis, de Watersnood van 1953, geeft de Nederlandse orgelbouw nieuwe impulsen. Kerken zijn beschadigd, instrumenten verloren gegaan. De broeders Van Vulpen leveren hun aandeel in het herstel van het Zeeuwse orgellandschap. Ze bouwen instrumenten in Scharendijke, Kruiningen, Oosterland, Ouwerkerk.
Aandacht trekt het orgel in de christelijke gereformeerde kerk in Zierikzee (1957). Als eerste Nederlandse orgelmaker brengt Van Vulpen een horizontale trompet aan in het front, daartoe geïnspireerd door de Deense orgelmaker Marcussen. „Hij had destijds grote invloed op de orgelbouw in Nederland”, zegt Van Vulpen. „Iedereen was onder de indruk van het instrument dat Marcussen in de Nicolaikerk van Utrecht opleverde.” De bouwstijl van deze periode, de jaren vijftig en zestig, is bekend geworden als ”neobarok”. Instrumenten uit die tijd kenmerken zich door een heldere, boventoonrijke klank, door critici ook wel als scherp en doordringend getypeerd.
Van Vulpen bouwt overal in Nederland instrumenten in deze stijl, van de Cunerakerk in Rhenen tot de Pauluskerk in Den Haag en van de Opstandingskerk in Eindhoven tot de Immanuelkerk in Groningen. Ook over de grens is het bedrijf actief, met als hoogtepunt het transeptorgel in de Sint-Petri Dom van Bremen (1966). Een overzicht van alle restauraties en nieuwbouwprojecten is opgenomen in de brochure die uitkomt ter gelegenheid van het jubileum.
Anton Pieckgevoel
In 1974 komt Rijk in het bedrijf van zijn vader en ooms werken. Er is dan meer dan dertig man werkzaam, vertelt Van Vulpen. „Het was een andere tijd. We waren gevestigd in de Ambachtstraat in Utrecht, in een groot oud pand met een leuke sfeer. Je kreeg er een beetje het Anton Pieckgevoel. Praktisch was het niet, met al die hokjes, waar je dingen van beneden naar boven moest slepen. We waren toen al de omslag van neobarokke naar meer historiserende instrumenten aan het maken – orgels met een rondere toon en meer draagkracht, gebouwd volgens historische principes.”
In de jaren tachtig slaat de ontkerkelijking toe en verslechtert de economie. Het leidt tot een onomkeerbare krimp in de orgelbouw. Van Vulpen schat dat het aantal werknemers in de sector is teruggelopen van 450 naar rond de 150.
Ook zelf gaat Van Vulpen terug naar een kleinere bezetting. Tegenwoordig werken er zeven mensen fulltime in het bedrijf. Van Vulpen ziet de positieve kanten ervan. „Ik ervaar een kleinere ploeg als meer betrokken”, zegt hij. „Er gaan nauwelijks dingen fout. We hebben geen chefs meer, dat is een voordeel. En er is weinig verloop. Ik werk met enthousiaste mensen, met hart voor het vak.”
Gouda
De orgelmaker is tegenwoordig vooral actief op het gebied van restauratie en onderhoud. En geregeld worden er nieuwe pijporgels gebouwd. Een opvallend instrument leverde het bedrijf in 2009 aan de gereformeerde gemeente van Gouda. „Een orgel met een eigentijds gezicht. Maar als je je ogen dichtdoet, hoor je wel een mooi oud instrument”, typeert Van Vulpen. Hij vindt het belangrijk vanuit „één concept een orgel te bouwen. De kunst is iets te creëren wat geen slaafse kopie is, maar wat wel iets te bieden heeft. Dan kom je op smaak terecht. We vinden het uniek dat de gereformeerde gemeente van Gouda voor dit type orgel heeft gekozen. Ik denk dat er vaker een romantisch of semiromantisch instrument wordt opgeleverd dat niet vanuit één concept is gedacht. Als je het dan hoort, is het vlees noch vis. Dat vind ik een bezwaar. Ik denk dat je dit type voor gemeentezang langer volhoudt.”
Een van de jongste opdrachten voor nieuwbouw komt van Muziekcentrum TivoliVredenburg. Van Vulpen won de offerteronde voor de bouw van een barokorgel van vijftien stemmen. Het wordt een opmerkelijk ontwerp, want er komen geen pijpen in het front. Deze beslissing is genomen in overleg met de architect van de zaal, Herman Herzberger, legt Van Vulpen uit. „Ik ben niet zo dogmatisch dat er per se pijpen in het front moeten. Al snap ik dat het orgelhart dat wel graag ziet.”
Bouwt het bedrijf anders orgels dan 75 jaar geleden, aan de overtuiging waarmee de twee Utrechtse broers destijds begonnen is niets veranderd, aldus Van Vulpen. Hout, tin, lood en leer blijven de ingrediënten waarmee een goed pijporgel wordt vervaardigd. „Wij blijven een traditioneel, klein bedrijf dat ambachtelijk werk levert”, zegt hij. „We willen een product neerzetten waarvan men zegt: Dat is mooi!”
Plenum staat als een huis
Op het Van Vulpenorgel in de Grote Kerk te IJsselstein begeleiden drie organisten zondags de samenzang. Een van hen is Martien van der Zwan. Hij is blij met de vele mogelijkheden van het instrument. „Het staat daarnaast ook nog eens in een prachtige ruimte, wat ook meewerkt”, aldus Van der Zwan. „Het orgel is bijzonder geschikt voor barokmuziek, maar met wat handig registreren is muziek spelen uit een andere stijlperiode zeker mogelijk. Daar draagt ook het derde klavier met onder andere een Gamba 8’ en een Fluitdoes 8’ aan bij. Het is wel meer een concertorgel dan een begeleidingorgel. Daarvoor moet je toch wat meer bij bijvoorbeeld Bätz zijn.”
Het orgel in IJsselstein had bij de bouw in 1971 26 registers, verdeeld over 2 klavieren en pedaal. Het derde klavier was al wel voorbereid maar nog niet bespeelbaar. In 2002 zijn de registers voor het derde klavier geplaatst, zodat het orgel nu 33 registers telt.
Volgens Van der Zwan staat het plenum „als een huis. Echt een heel overtuigende, stralende klank. De fluiten klinken juist weer heel transparant. De Prestanten 8’ op zowel hoofdwerk als rugwerk vind ik prachtig. Verder wil ik de Sesquialter, de Kromhoorn 8’ en de Dulciaan 16’ op het rugwerk nog genoemd hebben. Het orgel heeft een heel fijn toucher, eigenlijk best licht voor een groot instrument.”
In IJsselstein geeft de vorige organist Gerrit Christiaan de Gier regelmatig concerten. Er worden concerten door leerlingen van hem gehouden en er is een serie zomerconcerten.
Geweldig inspirerend orgel
Johan Eykelboom is een van de organisten van de gereformeerde gemeente in Gouda. Hun Van Vulpenorgel –30 stemmen, 2 klavieren, pedaal– werd op 26 mei 2009 tijdens een kerkdienst in gebruik genomen. „Het is een mechanisch orgel met een heerlijke soepele speelaard en een prima draagkracht, waarbij je uitstekend kunt zingen”, typeert Eykelboom het instrument. „Dit natuurlijk ook in combinatie met de geweldige akoestiek in het kerkgebouw. Ook voor literatuurspel, zoals Bach en Reger, is het orgel uitermate geschikt. Wat mij betreft hun mooiste opus.”
Mooi vindt Eykelboom de prestanten en de fluiten en de diverse combinaties daarvan. Ook de „graviteit” van het hoofdwerk met z’n twee 16-voets registers en de uitgebreide pedaalbezetting kunnen hem bekoren. „Met het uitgangspunt ”De Hollandse stijl Bätz/Witte” heeft de firma van Vulpen hier een inspirerend orgel geleverd.”
Er worden elk jaar drie orgelconcerten gegeven met een samenzangblok, vertelt Eykelboom. Voor een deel gebeurt dat met een koor of instrumentalisten. „Gerenommeerde organisten als Jos van der Kooy, Sietse de Vries, Jan Jansen, Bram Beekman, Gerrit de Gier en Christiaan Ingelse speelden hier met veel genoegen.”
Eykelboom is vanaf het voortraject betrokken geweest bij de bouw van het instrument. „Ik heb dus aardig wat kennis opgedaan over dit orgel. Het is handig en nuttig om als organist te weten hoe het werkt. Het stemmen van tongwerken en het oplossen van kleine problemen zoals het verhelpen van een hanger doe ik zelf. We hebben onlangs nog een instructie gehad van Van Vulpen voor het bijregelen van de mechanieken.”