De vergezichten van Vera Tukker
Het is een klein bungalowtje waarin Vera Tukker-Terlaak woont. Rondom liggen akkers en weilanden, met windmolens en hoogspanningsmasten. De Waddenzee is vlakbij. In de verte ligt de Eemshaven, met zijn terminals en de kolencentrale. „Sommigen mensen worden hier depressief, maar ik vind het allemaal zó mooi.”
Vera Tukker, de weduwe van de in 2007 overleden dr. C. A. Tukker, woont al zo’n twintig jaar in Spijk, een dorpje in de noordoostelijke uithoek van Groningen. Het bungalowtje is pas verkocht aan de buurman. Binnenkort zal ze verhuizen naar Arnhem. Daar wonen drie van haar vier kinderen.
Het besluit om te verhuizen is genomen. „Maar ik vind ’t wel erg moeilijk en ik weet nu al dat, als straks de verhuiswagen voor komt rijden, ik het acuut erg moeilijk krijg. Het spijt me zo dat ik hier wegga. Kijk nu eens naar buiten: het eerste winterkoren komt alweer op. Wie woont er nu zo mooi als ik, omgeven door de natuur, midden in de stilte? Je leeft hier met de seizoenen. Ik kijk graag naar buiten, vooral als de boeren op het land aan het werk zijn, met al die grote machines. Daarachter zie je dan bruidssluiers vol meeuwen. Die pikken alles op wat uit de omgewoelde, zwarte aarde naar boven kruipt. Het is hier allemaal zeeklei. Zo mooi! Maar, het is beter dat ik richting de kinderen ga. Ik ben wel 77.”
En u zou zomaar kunnen vereenzamen hier.
„Daar ben ik zelf bij. En zoiets hangt vooral van jezelf af. Ik ga graag met mensen om en heb best veel contacten hier. Als ik de deur niet meer uit zou kunnen, dan zouden de mensen wel bij mij komen. Er wordt wel gezegd dat Groningers graag de kat wat uit de boom kijken, dat ze stug en op zichzelf zijn, maar daar heb ik nog nooit iets van gemerkt. En dan daarbij: de wereld is tegenwoordig zo groot geworden. Met sociale media kun je met iedereen in contact blijven.”
Toch bent u vastbesloten uit Spijk te vertrekken.
„Ik vertrouw op God. Maar, Hij heeft mij niet letterlijk gezegd dat ik verhuizen moet. Ik weet dus niet of het Zijn weg is. Waarschijnlijk zeg ik dat omdat ik nog zo graag hier zou blijven. In Noordoost-Groningen woont goed volk. Alles is even vriendschappelijk. Dit is nog een echte buurtschap. Maar, ik ga toch maar, denk ik.”
Veel bijzonderheden heeft Vera Tukker niet te vertellen, vindt ze zelf. „Hoewel, het is natuurlijk wel bijzonder dat ik lééf. Dat is niet vanzelfsprekend. Ik leef nog, en mijn man is er niet meer. Hij werd maar 68 jaar.”
Dr. C. A. Tukker diende in zijn leven zes gemeenten: Kinderdijk, Kamerik, Noordhorn (Groningen), Urk en Epe. Vanwege zorgen over zijn gezondheid ging hij in 1995 vervroegd met emeritaat. Vanuit Epe verhuisde het echtpaar Tukker naar het Groningse Spijk.
„Mijn mag heeft hier in de buurt nog veel gepreekt, want de mensen hadden al gauw in de gaten dat dr. Tukker hier kwam wonen. En dominees zijn in deze omgeving niet dik gezaaid.”
In Noordoost-Groningen zijn geen gemeenten van de Gereformeerde Bond.
„Mijn man preekte waar men hem vroeg. Vaak trof hij in de consistorie vrouwelijke ambtsdragers aan, maar dat scheelde hem niet. Hij kon met iedereen overweg, met vrouwelijke ambtsdragers en met rooms-katholieken. De verkondiging van Gods Woord ging hem boven alles. Als hij zijn boodschap maar kwijt kon. En die boodschap was: Jezus Christus en Dien gekruisigd. Dat was zijn leven, en daar leefde hij voor.”
Dr. Tukker leed op het laatst aan de ziekte van Parkinson en raakte aan het dementeren. „Toen heb ik tegen hem gezegd: „Kees, nu moet je echt ophouden met preken, want het gaat niet meer.” Op de kansel was hij nog wel echt de dominee, maar ik vond het toch maar griezelig. Ik was bang dat het niet meer zou stichten. Toen is hij met preken gestopt.”
Dat moet voor uw man zwaar zijn geweest, niet meer preken.
„Dat heeft Kees érg moeilijk gevonden. Hij was nu eenmaal een goede dominee, een begaafd uitlegger, en had ook een groot roepingsbesef. Op het laatst van zijn leven had hij het wel zwaar. Hij viel óf hij viel bijna. Dat moet voor zo’n stoere figuur, want dat was hij toch, moeilijk zijn geweest. Maar hij heeft nooit geklaagd.”
Waar gaat u, denkt u, in Arnhem naar de kerk?
„Naar de protestantse gemeente waar ik het dichtste bij kom te wonen. Sommigen mensen zeggen: „Ik moet eerst nog eens zien wat voor dominee daar staat”, maar zo hoort dat niet. Mijn man zei altijd: „Je moet kerken in het dorp waar je woont.” Dat was voor hem een hoog ideaal. Ik ga in Arnhem dus niet shoppen. Hoewel, ik hoor dat er al predikanten zijn die zeggen dat Jezus nooit geleefd heeft. Nou, als ik dat in Arnhem merk, ga ik toch maar een deur verderop kijken.”
Vera Terlaak werd in 1938 geboren in Scheveningen. „Vader was bankdirecteur. In de oorlog hadden de Duitsers hem nodig en daarom mochten we in Scheveningen blijven wonen. De meeste Scheveningers werden weggebonjourd, want het was een gevaarlijke buurt daar. Tussen Scheveningen en Den Haag werden de V1’s afgevuurd op Engeland. We zágen ze gaan en we kenden het geluid. Iedere keer als ze werden gelanceerd, telden we tot twintig. Als we „twintig” konden zeggen, was het gevaar voor ons geweken. Dan waren ze onderweg naar Engeland.”
Vader Terlaak was theosoof, was geboeid door de Indische wijsbegeerte. „Hij geloofde wel dat er een God was, maar dat was voor hem geen God met Wie je een persoonlijke relatie kon hebben. Hij was wel vroom, in die zin dat hij het belangrijk vond dat mensen een goed leven leidden.”
Moeder was belijdend lidmaat van de Nederlandse Hervormde Kerk. „Door het overwicht van mijn vader heeft moeder echter haar christelijke verleden opgezegd. Ze had niet de kracht om alleen haar geloof te belijden en ging dus ook niet meer naar de kerk. Ik ben nog wel gedoopt, in de Hervormde Badkapel in Scheveningen.”
En als jong meisje van dertien jaar ging u opeens in uw eentje naar de kerk.
„God heeft mij in de kraag gegrepen. Zo moet het wel geweest zijn. Waarom zou ik anders naar de kerk zijn gegaan? Thuis was niemand enthousiast over de kerk, maar ik was het wel. Ik was een buitenbeentje. Het is Gods leiding in mijn leven geweest. Ik wilde gewoon wéten wat er in de kerk te doen was. Uit nieuwsgierigheid ben ik die eerste keer gegaan.”
Vera Terlaak ging luisteren naar prof. dr. P. J. Roscam Abbing, die na de Tweede Wereldoorlog preekte in een zaaltje van het Gemeentemuseum in Den Haag. „Direct de eerste keer was het raak. Ik wist opeens: Dit is het. En dat gevoel is nooit meer weg gegaan. Was dat het moment van mijn bekering? Ik denk het wel ja. Wat zou het anders geweest moeten zijn? Roscam Abbing heeft veel indruk op mij gemaakt. Ik dacht: „Wat die man zegt, dat is de waarheid.””
Het heeft allemaal zo mógen gaan, zegt Tukker. „Als God me toen niet hardhandig in de kraag had gegrepen, dan had ik zonder God in de wereld gestaan. Misschien was ik ook wel in de theosofie terechtgekomen. Ik moet er niet aan denken. Het was, zoals Matthew Henry dat zegt, „the Lord’s doing.” Het is dus van de Heere geschied.”
Vera Terlaak ging theologie studeren in Leiden. „En daar kwam ik Kees tegen. We studeerden allebei theologie en zaten in hetzelfde leerjaar. Hoe wonderlijk kan God een mens toch leiden.”
Wat wilde u, een jonge vrouw, met theologie gaan doen?
„Voor een jonge vrouw was theologie studeren in die tijd een zeldzaamheid. En toch wilde ik het wel erg graag. Ik wilde verpleeghuispastor worden. Want ik heb me nu eenmaal altijd aangetrokken gevoeld tot alles wat ziek, zwak en akelig is. Mijn moeder zei vaak: „Vera trekt altijd de kneusjes aan.” En dat was ook zo.”
U was als een Moeder Teresa?
„Was dat maar waar. Maar ik ben wel mijn hele leven bezig geweest met de moeilijke en de verdrietige kant van het leven. Die dingen kwamen altijd zomaar op mijn pad.”
Door uw huwelijk met ds. Tukker werd u geen verpleeghuispastor, maar huisvrouw. Was het een offer?
„Dat heb ik geen ogenblik moeilijk gevonden. Huisvrouw-zijn is het meest veelzijdige beroep dat er is. En huismoeder-zijn is het meest arbeidsintensieve beroep dat je maar bedenken kunt. Ik begrijp al die moeders in de gereformeerde gezindte niet die zo nodig aan het werk moeten. Een kind van een paar maanden moet soms al naar de crèche. Veel huwelijken gaan eraan stuk. Het is toch zonde, het is zo onmenselijk.”
U schreef het boekje ”Sara waar ben je? De positie van de vrouw in reformatorisch perspectief”. Wat wilde u daarmee zeggen?
„Ik wilde vrouwen en moeders wat vragen: „Sara, waar ben je?” Waar ben je, in je gezin, in je huwelijk, waar ben je in je alledaagse omgeving? Veel vrouwen en moeders laten veel mooie momenten liggen.”
Als domineesvrouw had Vera Tukker haar eigen plaats in de gemeente. „Dat viel me zomaar in de schoot. Ik deed van alles: ziekenbezoek, kraambezoek, rouwbezoek. Er waren altijd wel mensen om ons heen, soms te veel, maar ik heb het altijd heerlijk gevonden. In veel opzichten ben ik een dankbaar mens, en dat is iets wat niet iedereen kan zeggen.”
Soms kan het leven ook zwaar zijn, veel is er wat teleur kan stellen.
„Maar ook in moeilijke tijden heb ik altijd de vergezichten mogen zien. Dan keek ik weer naar de horizon. Kijk nu eens naar buiten, daar! Wat een vieze stofwolken van die kolencentrale. Maar daarachter ligt de Waddenzee. En daarboven, daar gaat iedere morgen de zon op. Dan breekt het hemelgewelf weer open. Zo heb ik vaak over moeilijke ogenblikken heen mogen zien. Soms zag ik boven aardse zorgen de mooiste vergezichten.”
Tussen 1985 en 1991 vertaalde u de korte Bijbelverklaring van Matthew Henry.
„Karel Otte van De Banier vroeg mijn man om die in het Nederlands te vertalen. Kees zou dat doen, maar had er geen tijd voor en schoof het karwei vervolgens naar mij door. Het is een ontzettende klus geweest, maar het was geweldig om te doen. Het heeft me veel vreugde gegeven en ik heb er veel van geleerd. Het kwam wel aan op de vroege uurtjes. Vaak stond ik om vijf uur op, voordat de kinderen wakker waren. Het was voor mij als een soort stille tijd.”
Heeft u Henry ook als mens leren kennen?
„Henry is zo eenvoudig, zo echt en pastoraal. Veel Bijbelcommentaren moet je driemaal lezen voordat je er eenmaal iets van begrijpt, maar dat heb je bij Henry nu nooit. Hij moet een devoot mens zijn geweest, vroom, gelovig, vriendelijk ook. Dat kan niet anders. Als je zulke mooie dingen mag opschrijven, ben je een begenadigd en beminnelijk mens. De Bijbelverklaring van Henry is actueel voor alle tijden en plaatsen. Iedereen kan haar begrijpen. Ze is super-Bijbels en onbeperkt houdbaar.”
Was u altijd ”de vrouw van…?”
„Dat was ik wel, maar het was me goed. Ik heb me nooit minder gevoeld, ook niet als sommige mensen mijn man een hand gaven en mij niet. Ik dacht dan: „Nou ja, wat maakt het uit!” Je kunt overal wel over vallen, maar dat moet je niet doen, want je moet ook weer opstaan.”
Levensloop Vera Tukker
Vera Tukker werd op 1 mei 1938 in Scheveningen geboren. In Leiden studeerde ze theologie. Op 13 september 1963 trouwde ze met C. A. Tukker. Als echtgenote van ds. Tukker woonde ze later in Kinderdijk, Kamerik, Noordhorn, Urk en Epe. Toen haar man met emeritaat ging, verhuisden ze naar het Groningse Spijk. Daar overleed ds. Tukker op 20 november 2007. Op zijn geboortedag, 26 november, werd hij in Spijk begraven. Voor uitgeverij De Banier vertaalde Tukker de tweedelige Bijbelvertaling van Matthew Henry (1991). Ook schreef ze ”Sara, waar ben je? De positie van de vrouw in reformatorisch perspectief” (1999).