Niet alle vlindersoorten weten de vruchten van de nieuwe natuur te plukken. Waar de „vrij zeldzame" bruine vuurvlinder en het heideblauwtje gedijen in het gebied doen andere soorten dat niet. In algemene zin zit de vlinder in Nederland in het nauw, zo meldde de stichting vorige week al. Van de zeventig soorten, die hier honderd jaar geleden voorkwamen, is tweederde inmiddels verdwenen.

Belangrijk om vlindersoorten te laten profiteren van de nieuwe natuurgebieden is ten eerste dat de soort in de buurt van de verse natuur voorkomt. Ook de Universiteit van Groningen constateerde in een tweejarig onderzoek naar acht natuurgebieden dat zeldzame soorten als het gentiaanblauwtje, de aardbeivlinder en de kommavlinder niet terugkwamen omdat ze te ver weg vertoefden.

Daarnaast moet het natuurgebied ook aantrekkelijk gemaakt worden voor de dagvlinders, zo stelt de stichting. Het afgraven van de bemeste bodem kan samen met het uitrijden van heidemaaisel, waardoor heide zich sneller herstelt, bijdragen aan meer kansen voor verschillende (bedreigde) vlindersoorten.